3ij het begin van het onderzoek, juli 1979, vorm
den de resultaten van de in 1977 verrichte lodin
gen de meest recente gegevens, behalve in de
irecte omgeving van de Oosterschelde-kering.
de prognose is daarom grotendeels gebaseerd
p een meetperiode van 5 jaar, lopend van 1973
ot 1977. Het zal duidelijk zijn dat een extrapola-
e van de uit deze periode van vijf jaar gedestil-
eerde ontwikkelingen naar een volgende perio-
le van eveneens vijf jaar slechts een beperkte
letrouwbaarheid heeft. Daarom zijn in een late-
e fase van de studie bij het beschikbaar komen
an lodingskaarten van 1978 en 1979 de nieuwe
egevens voor die gebieden waar aanpassing
an de modelbodem gewenst of vooralsnog
iet uitgesloten werd, alsnog verwerkt; daar
mee werd de betrouwbaarheid van de prognose
erhoogd.
aar de stroomomstandigheden in de omge-
ng van de Oosterschelde-kering voornamelijk
epaald worden door de ligging en de vorm van
e geulen en platen in de omgeving van de ke-
ng, is het onderzoek beperkt tot een gebied
an 10 km aan weerszijden van de Oosterschel-
e-kering.
Vlethodiek
Morfologische ontwikkelingen kunnen op ver-
chillende manieren worden geëxtrapoleerd. Zo
ou men bij voorbeeld het te beschouwen ge-
ied kunnen schematiseren tot een net van vier-
anten, en dan per vierkant de verandering in de
emiddelde diepte kunnen volgen met het ver-
trijken van de tijd. Om de geometrie van de
eulen goed te kunnen weergeven mag een
erkant niet te groot zijn, niet meer dan
5 x 25 m2. Bij een onderzoeksgebied van
00 km2 betekent dit altijd nog 160 000 vierkan
ten. Er dienen bij deze methode dus zeer veel ge
gevens te worden ingevoerd en verwerkt. De lo
dingen worden uitgevoerd in raaien met een
onderlinge afstand van 100 m, zodat een groot
aantal gegevens via interpolatie verkregen
moet worden. Daar de extrapolatie bovendien
slechts in één dimensie, de verticale, kan plaats
vinden, moet verwacht worden, dat deze me
thodiek alleen niet tot bruikbare resultaten zal
leiden.
Een tweede methode bestaat erin, dat voor een
geselecteerd aantal raaien de ontwikkeling van
het profiel in verticale richting wordt gevolgd en
geëxtrapoleerd. Bij verschuiving van een geul
zijn de verticale variaties op het talud vrij groot.
Extrapolatie van deze verticale verschuivingen
over langere perioden zal ertoe leiden, dat het
model de geulen bij de eroderende oever als
zeer diep voorspelt, terwijl bij de oever waar
aanzanding optreedt huizenhoge banken wor
den voorzegd. Men zou ook voor geselecteerde
raaien de ontwikkeling van het profiel alleen
kunnen volgen en extrapoleren in horizontale
richting. Met deze methode zullen de verande
ringen in de ligging en de vorm van de geulen
en banken goed kunnen worden vastgelegd,
maar de hoogte/diepte-veranderingen niet.
Bij het opstellen van de prognose voor de bo
demligging in 1982 zullen de twee laatstge
noemde methoden gecombineerd worden toe
gepast. Dit houdt in dat de verschuiving in hori
zontale richting wordt gevolgd van een aantal
punten met een vaste diepte, - diepte-interval
2,5m-envande diepste punten van de geulen
en de hoogste punten van de banken. Voorde
dieptsteen hoogste punten en in vlakke gebieden
wordttevens de ontwikkeling in verticale rich
ting gevolgd.
75*
*78
*78
68
71*~ *75
68x/^
78
*78
GETIJVOLUME IN 106 m3 BIJ GEMIDDELD TIJ
RELATIE VOOR ZEEGATEN
RELATIE VOOR GEULEN IN ZEEGATEN
a A A A OOSTERSCHELDE-TOTAAL
ROOMPOT
GEUL
X XXX SCHAAR
HAMMEN
Fig. 1. Relatie tussen getijvolu
me en doorstroomprofiel van
de geulen van het Oosterschelde-
systeem
181