fl ctuaties van het lozingsprogramma duidelijk
if het verloop van de zoutgehalten terug te vin-
d n zijn. Een gevolg van deze fluctuaties is dat
het zoutgehalte in het Zijpe, bij de ingang van
de Krabbenkreek, soms de verwachte onder-
g>ens enigszins onderschreed.
V at betreft het zoutgehalte in de Kom van de
Oosterschelde, dit benaderde in de maanden fe-
b'uari en maart de voorspelde ondergrenswaar-
dzeer dicht. Deze maanden kenden een bedui
dend hoger neerslagoverschot dan gebruike-
li voor de tijd van het jaar. Desondanks is de
gestelde ondergrenswaarde van het gemiddel
ds zoutgehalte per getij niet onderschreden.
N het terugbrengen van het lozingsprogram-
n tot 50 m3/s, begin april 1980, was er een dui-
d' ijke tendens tot herstel van de oorspronkelij-
k zoutgehalten waarneembaar. De stijging van
d( zoutgehalten was echter minder sterk dan de
d; ng destijds bij het instellen van het verdub-
bf de lozingsprogramma. Dit wordt veroor-
zi kt door een verandering van windrichting en
d' daaruit voortvloeiende daling van hetzout-
gehalte in de mond van de Oosterschelde.
D' 13-uurszoutmeting in het Schelde-Rijnka-
naal is uitgevoerd door het meetvaartuig Vent-
ja er, op 12 maart 1980. De resultaten zijn van
gr ot belang, enerzijds voor de schematisering
Vc het kanaal in wiskundige modellen, ander-
zi is voor ons inzicht in de menging, die wordt
vs oorzaakt door de scheepvaart. Een eerste
analyse van de resultaten toont de invloed van
do scheepvaart duidelijk aan, doordat de nor-
maal te verwachten zout/zoet-gelaagdheid vrij
wel ontbreekt.
Bi: de grote 13-uursmeting op 18 maart werden
in veertig punten door even zoveel schepen het
Fig. 1. Deel van de permanen
te i gistratie van de Rijnafvoer,
Het Volkerak-lozingsprogram
ma en de zoutgehaltes op de
Oosterschelde.
zoutgehalte en de snelheid gemiddeld eens in
het kwartier op verschillende diepten gemeten
(fig. 3). Het doel van zo'n meting is het kwantifi
ceren van de verschillende mengmechanismen.
Voor het opstellen van wiskundige modellen
van een gebied als de noordelijke tak van de
Oosterschelde, is het noodzakelijk te weten wel
ke processen een overheersende rol spelen.
Voor het kwantificeren van de mengprocessen
is het nodig om heel nauwkeurig de stroom
snelheid- en zoutverdeling te kennen. Hiervoor
is anerzijds een dicht meetnet met een grote be
monsteringsfrequentie vereist, anderzijds een
betrouwbare interpolatiemethode van de meet
gegevens. Voor dit laatste is een wiskundig-
numeriek programmapakket ontwikkeld, in sa
menwerking met het Mathematisch Centrum in
Amsterdam.
In de zomer van 1977 is ook reeds een 13-uurs-
zout- en stroomsnelheidmeting uitgevoerd op
het traject Keeten-Volkerak, in vrijwel dezelfde
meetpunten. Het lozingsprogramma bedroeg
toen echter 50 m3/s. De analyse van deze me
ting is thans ver gevorderd. Het is vooral de ver
gelijking van de resultaten van deze analyses
voor beide metingen, die aan het licht moet
brengen hoe de mengprocessen door de rand
voorwaarden worden beïnvloed.
Hieronder wordt in het kort het verloop van de
meting geschetst. Dinsdag 18 maart om 4 uur
's morgens voeren de eerste schepen vanuit de
vluchthaven Zijpe naar hun meetpositie. Om 6
uur waren alle boten op hun bestemming aan
gekomen en begon de meting. Er stond toen
een vrij sterke noordoostenwind, die in de loop
van de dag toenam tot windkracht 4. De meet-
omstandigheden waren vrij ongunstig, maar
dank zij de grote inzet van de scheepsbeman
ningen en meetploegen konden de metingen
vrijwel volledig worden uitgevoerd. Op woens
dag, de volgende dag, was een identieke meting
gepland, met het doel eventuele hiaten en mis
sers van de eerste dag aan te vullen. Verder zou
deze meting bij de analyse moeten dienen ter
controle van de resultaten. De weersomstandig
heden op deze dag waren abominabel: een ijzi
ge noordoostenwind, windkracht 7, tempera
tuur tegen het vriespunt. In de hoop dat de wind
zou afnemen in de loop van de dag werd weer
om 4 uur 's morgens met de afvaart begonnen.
Vanwege de hoge golfslag konden de kleinere
schepen hun positie echter niet bereiken; zij
kwamen terug naar de vluchthaven om te wach
ten op de stroomkentering. Toen bij het kente
ren van de stroom van eb naar vloed de harde
noordoostenwind aanhield, leek het voor een
groot aantal schepen niet langer mogelijk om
bij de verwachte zware golfslag op de meetposi
tie te blijven liggen. Besloten is toen de meting
205