Fig. 5. Organismen die werden betrokken in het
zoetwateronderzoek:
1Zoöplankton (watervlooien) voornamelijk bestaan
de uit cladoceren en copepoden.
2. Gymnocephalus cernua (pos) een kleine vissoort,
algemeen talrijk in het gehele onderzoeksgebied.
3. Dreissena polymorpha (driehoeksmossel) een
tweekleppige rriollusk.
Deze soort leeft, vastgehecht met byssusdraden,
op stenen en schelpenmateriaal boven de bodem.
4. Anodonta s.p. (vijvermossel) eveneens een twee
kleppige mollusk, leeft half ingegraven in de bo
dem maar betrekt zijn voedsel uit de waterfase.
5. Unio s.p. (schildersmossel) vergelijkbaar met Ano
donta.
6. Sphaerium s.p. (erwtemossel) een kleine tweeklep
pige, wordt geheel ingegraven in de bovenste sedi-
mentlaag (tot ca. 5 cm diep) aangetroffen.
7. Tubificiden, kleine wormen levend in en van de bo
venste sedimentlaag.
8. Chironomiden, muggen (rechtsboven). Een deel
van de levenscyclus speeltzich in het water af. Uit
sluitend de larven zijn bemonsterd naar Beattie,
1978.
2T4