HÜf
VOLWASSEN INSECT
g ;h gezien het meest interessant waren ten
sl te de zogenaamde 'actieve biologische mo
rn xing proeven' van T.N.O. Bij deze proeven
w den organismen die zijn bemonsterd in een
g ied met een natuurlijk niveau aan zware me
ts n, in dit geval de Atlantische kust van Ier-
la d, uitgezet op locaties in hette onderzoeken
g ied, in casu de Oosterschelde en het Veerse
IV er. Na een bepaalde expositietijd werden de
o anismen verzameld om de metaalgehaltes
0| ieuw te meten. Bij verhoging spreekt men
v< accumulatie, in het omgekeerde geval van
el nentatie. Figuur 4 geeft de resultaten weer
m de mossel Mytilus edulisen met het bruin-
w r Fucus vesiculosus voor de metalen koper
ei ink. Op alle plaatsen blijken de gehaltés te
zi toegenomen, met als uitschieter koper in het
V> rse Meer, net als bij de totaalgehaltes in se
ek ent. Het bruinwier neemt snel, en misschien
Sf cifiek, zink op uit het milieu.
0 een aantal redenen werd het onderzoek
v< rtijdig stopgezet en de aandacht verplaatst
n; r zoete wateren. Eind 1976werddoorR.I.Z.A.
er Deltadienst gezamenlijk opdracht gegeven
aa de eerdergenoemde instituten tot het ver-
ric ten van biochemisch onderzoek in Rijn,
W al, IJssel en Maas en de door deze rivieren
ge oede bekkens: Hollands Diep, Haringvliet,
Ke 'Imeer en IJsselmeer. Het onderzoek in het
IJ elmeer wordt mede gesubsidieerd door de
E. G., omdat het ondersteuning moet geven
aa het internationale overleg inzake de opstel-
lin van waterkwaliteitseisen en richtlijnen voor
lo ngen van afvalstoffen. Net als in het zoutwa-
te nderzoek worden de gehaltes aan zware me
tal n gemeten in water, sediment, planten en
dit en. De onderzochte organismen staan afge-
be d in figuur 5. Daarnaast worden experimen
ter gedaan om te proberen een verband te vin
den tussen de gemeten metaalniveaus.
Inmiddels zijn over de eerste gedeelten van het
onderzoek deelrapporten verschenen. Hierna
worden enige resultaten kort besproken, voor
zover ze betrekking hebben op het noordelijk
Deltagebied.
Processen die thans optreden in het traject
Nieuwe Merwede-Haringvlietsluizen zullen in
principe ook gaan optreden in het toekomstige
Zoommeer en, eventueel, in een zoet Grevelin-
genmeer. Dit geldt overigens evenzeer ten aan
zien van andere stoffen dan zware metalen, zo
als de voedingsstoffen voor algen: fosfor, stik
stof en silicium. Daarom heeft gelijktijdig met
het onderhavige onderzoek in opdracht van de
Deltadienst een geochemisch onderzoek plaats
gevonden naar het gedrag van zwevend materi
aal en voedingsstoffen in dit gebied; dit onder
zoek is uitgevoerd door het Vening Meinesz-
laboratium van de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Het zal in een van de volgende Berichten aan de
orde komen.
In tabel 1 staan de resultaten van het inventari
serende onderzoek naar metaalniveaus in zwe
vend materiaal en bodemsediment. Duidelijk is
te zien, dat de gehaltes in de bodem afnemen in
de richting van het Haringvliet, zoals reeds eer
der geconstateerd; daarentegen blijven de ge
haltes in zwevend materiaal gemiddeld con
stant. Dit bevestigdt het vermoeden, dat het Ha
ringvliet wordt opgeladen met zware metalen.
Overigens schommelen de gehaltes in zwevend
materiaal sterk, omdat ze afhankelijk zijn van
sterk variërende factoren als debiet en hoeveel
heid algen.
Het opmerkelijke feit doet zich voor, dat de me
taalgehaltes in poriënwater van het minst ver
vuilde sediment, dat in het Haringvliet, het
hoogst zijn. Vooral voor lood zijn de niveaus
hier hoger dan in oppervlaktewater. Overigens
is het ook weer niet zo dat bij het opwervelen
van het bodemsediment en de daardoor ver
oorzaakte vermenging van poriënwater en op
pervlaktewater en metaalgehaltes in het opper
vlaktewater aantoonbaar worden verhoogd. Uit
procesonderzoek is inmiddels onder meer ge
bleken, dat de vermindering van het cadmium-
gehalte in oppervlaktewater in de richting van
de Haringvlietsluizen waarschijnlijk samen
hangt met de toename van de zuurgraad in deze
richting (figuur 6). De toenemende zuurgraad
hangt op zijn beurt samen met het meerkarakter
van het Haringvliet, in tegenstelling tot het ri
vierkarakter van de Waal. Bij de verdeling van
metalen tussen opgelost in en gebonden aan
slib speelt ook het chloridegehalte een rol, het
geen een verband legt met de zoutlozingen in
de Elzas.