T rel 2 geeft de metaalniveaus in oppervlakte-
vi :er en poriënwater. Hier geldt nog sterker dat
d vermelde waarden gemiddelden zijn van
w selende gehaltes.
D arvoor speelden te veel factoren een rol en
w ,en de metingen niet voldoende talrijk. De
tv ede fase van het onderzoek, waarin ook la-
fa atoriumexperimenten zijn opgenomen,
d nt wel te leiden tot dergelijke uitspraken. De-
Z( ase is inmiddels van start gegaan; van som-
rr ge onderdelen zijn de eerste resultaten be-
k d. Het R.I.Z.A. zal hierover in een later stadi-
u rapport uitbrengen.
Ir fit artikel is op verschillende plaatsen gewe-
z op verbanden tussen metaalniveaus en an-
d e grootheden, zoals chloridegehalte, verblijf-
ti zuurgraad, sedimentatiesnelheid, maar ook
fa oren als plaatselijke lozingen, soort organis-
rr en invloed op de voedselketen. Voor een
goed inzicht in oorzaken en gevolgen is een bio
geochemisch model onontbeerlijk. Een derge
lijk model kan tevens van groot nut zijn bij het
beheren van het oppervlaktewater, het opstel
len van waterhuishoudingsplannen en het af
schaffen van gevolgen van ingrepen zoals bag
geren en het dumpen van onderhoudsbagger-
specie. Het zal echter beslist nog jaren duren
voor het inzicht in de problematiek voldoende
groot is om alle effecten van metaallozingen te
kunnen voorstellen.
Het is echter zonder meer wenselijk dergelijke
lozingen waar mogelijk terug te dringen of ge
heel stop te zetten.
217