Samenvattingen
Voortgang van het ontwerp van de
Oosterschelde-kering
Sedert februari 1979 is het ontwerp van de Oos
terschelde-kering niet meer in zijn geheel in het
Driemaandelijks Bericht behandeld. Daarom
passeren nu doelstelling, randvoorwaarden en
uitgangsgegevens nogmaals de revue.
Enkele onderdelen blijken nog niet bevredigend
te zijn bestudeerd ofte zijn gedetailleerd. Te
denken valt aan de ontgrondingskuilen, de stor-
tebedden, de verdichtingswerkzaamheden en
de funderingsmat. Hoe de problemen ervoor
staan, wordt nader toegelicht.
Prognose van de bodemligging van de Ooster-
scheldetijdens de bouw
De Oosterschelde-kering zal zelf, met het voort
schrijden van zijn constructie, nieuwe hydrauli
sche en morfologische condities oproepen, en
met name de ligging van de bodem wijzigen. In
een zogenaamd 'bouwfasen- onderzoek' wordt
getracht hieromtrent betrouwbare prognoses
op te stellen. Men gebruikt daarvoor de hydrau
lische modellen M1000 en M1001het uitgangs
materiaal wordt geleverd door de gegevens
over bodemontwikkeling over de jaren
1972-1977, voor zover mogelijk aangevuld met
gegevens uit latere jaren. Het te onderzoeken
gebied is voor dit doel geschematiseerd tot
160 000 vierkanten van 25 x 25 m. Door middel
van extrapolatie beschikt men thans over de
vermoedelijke bodemligging in 1982. Die is in
de modellen ingebouwd. Met behulp van voor
spellingen van de stroomsituatie in de jaren
1981-1983 laat men die zich nu ontwikkelen tot
de bodemligging van 1984.
222
Ervaringen bij de uitvoering van grondverbete
ringen in de as van de sluitgaten
Ongeveer 2,5 miljoen kubieke meter ondeugde
lijke ondergrond moet uit de sluitgaten van de
Oosterschelde-kering worden verwijderd, en
vervangen door schoon zand. Anders zouden ei
ontoelaatbare zettingen optreden onder de pij
lers.
Het wegzuigen van deze specie vereiste de ver
bouwing van een zandzuiger tot 'dustpan'-zui-
ger. Het schone zand werd aangevoerd met
hopperzuigers. Als die hun lading lossen door
het open zetten van de beunkleppen, legt het
zand een verticale afstand af door 30 a 40 m wa
ter, waarin soms vrij sterke getijstromen heer
sen, alvorens de bodem te bereiken. Bovendien
doen zich daar allerlei opwervelingsverschijn-
selen voor.
Pogingen om het cunet per locatie direct vol te
storten, mislukten dan ook. Een hinkstap-
sprong-procedure, waarbij gebruik werd ge
maakt van de wijdere sedimentatiesfeer van hel
zand, heeft meer succes. Het zandverlies be
draagt toch nog wel 50%.
Het asfaltmastiek van de stortebedden nader
onderzocht
De stortebedden, even buiten de as van de sluit
gaten van de Oosterschelde-kering, worden uit
gevoerd in lagen dakpansgewijs overlappend
asfaltmastiek. Deze mastieklaag behoeft niet
met grote stenen tegen stroomaanval en druk
verschillen teworden beschermd, zo lang hij
maar goed en glad aaneensluit. Komen er gater
in, dan kan dat verdere erosie inleiden. Het blijk
nu dat de lagen slecht aaneenkleven wanneer