Prognose van de bodemligging
in deomgeving van de
Oosterschelde-kering tijdens
de bouw
Elk waterstaatswerk, vooral als het in den natte
gebouwd wordt, beïnvloedt zijn omgeving
sterk. De morfologische en hydraulische condi
ties waar men bij de bouw van de Oosterschelde
kering rekening mee moet houden, verschillen
derhalve van bouwfase tot bouwfase.
Er leven thans nog een groot aantal vragen met
betrekking tot de verschillende bouwfasen. Ze
betreffen onder meer de te verwachten stro
mingscondities tijdens verschillende bouwacti
viteiten, zoals het leggen van de funderingsmat-
ten en het plaatsen van de pijlers.
Voor een gedetailleerde prognose van de
stroomomstandigheden zal gebruik gemaakt
moeten worden van de bestaande modellen
M 1000en M 1001 in het Waterloopkundig Labo
ratorium De Voorst. Met het model M 1000 kan
het algemene stroombeeld in het gehele Ooster-
scheldebekken bestudeerd worden onder aller
lei getij-omstandigheden. Doordat de horizonta
le en verticale schalen van dit model niet gelijk
zijn, worden stroomverticalen, neren en wervel
straten er echter niet goed in weergegeven, ze
ker niet in de directe omgeving van de storm
vloedkering in aanbouw. In het model M 1001
kan het stroombeeld in de omgeving van de
kering wèl betrouwbaar worden gereproduceerd.
De randvoorwaarden voor de modelproeven in
M 1001 dienen geleverdte worden doorhet
model M 1000. Beide modellen vullen elkaar aan.
Model M 1001 is eveneens geschikt voor het on
derzoek naar ontgrondingskuilen in het gebied
rond de sluitgaten.
De bodem van de Oosterschelde bestaat uit
zand, dat door stromingen door de geulen heen
en weer wordt verplaatst. Deze beweging is
echter niet constant. Afhankelijk van de optre
dende hydraulische condities neemt het trans
port plaatselijk toe of af, hetgeen resulteert in
lokale erosie dan wel aanzanding. Hierdoor wij
zigt zich de topografie van de bodem. Ten ge
volge van wijzigingen in de bodemtopografie
veranderen ook de stromingen weer, en daar
mee de mate en plaats van aanzanding en
erosie. Er treedt dus een voortdurende wissel
werking op tussen de bodemtopografie en de
stromingscondities.
Voor een zo exact mogelijke voorspelling van
de stromingscondities tijdens de verschillende
bouwfasen is het dus noodzakelijk, dat ook de
bodemligging tijdens die bouwfasen zo nauw
keurig mogelijk bekend is.
Grote veranderingen in het stroombeeld wor
den pas verwacht vanaf 1982, wanneer bepaalde
relatief grote ingrepen zijn gedaan, zoals het uit
bouwen van damaanzet Schouwen en de aan
leg van de drempel.
Ten behoeve van het bouwfasenonderzoek is
nu een prognose opgesteld voor de te verwach
ten bodemligging in 1982. Deze toestand is ver
volgens ingebouwd in de modellen M 1000 en
M 1001Met behulp van de voorspellingen van
de stroom situatie tijdens de bouwfasen 1981-
1983 zal vervolgens een prognose worden op
gesteld van de bodem ligging in 1984.
De studie van de sedimentbeweging in het alge
meen en die in estuaria in het bijzonder heeft tot
op heden niet zulke betrouwbare methoden op
geleverd, dat er een goede schatting van de bo
demligging op middellange en lange termijn
mee kan worden gemaakt. Voor het opstellen
van een prognose van de bodemligging in de
Oosterschelde was daarom een meer pragmati
sche benadering nodig: de verplaatsingen, ver
diepingen en verondiepingen van geulen en
banken worden in de tijd gevolgd; vervolgens
worden de ontwikkelingen naar de toekomst
geëxtrapoleerd. Het menselijk ingrijpen in de
natuur stelt echter beperkingen aan deze me
thode. Grote ingrepen in het verleden zijn de af
sluitingen geweest van het Volkerak in 1969 en
van de Geul in 1972. Daarom zijn in het onder
zoek alleen veranderingen in de bodemligging
vanaf 1973 in beschouwing genomen.
180