Inrichting en beheer van het Oosterscheldegebied De oppervlakte van de Oosterschelde zal door de stormvloedkering in de mond en de com- partimenteringsdammen aan het andere einde met ongeveer 10000 ha worden verminderd. Het resterende deel omvat dan nog ongeveer 35 000 ha. De oppervlakte intergetijdegebied - het gebied tussen gemiddeld hoogwater en gemiddeld laagwater - vermindert met 45%, en als gevolg van de compartimentering neemt de oppervlakte aan schorgebieden met ongeveer 60% af. Door de reductie van het getij en de verandering van de stroompatronen zal de ligging van platen en geulen zich naar verwachting geleidelijk wijzigen. Deze verande ringen kunnen ook gevolgen hebben voor de Oosterschelde en zijn ecologische functies - bij voorbeeld voor vogels-en de daarmee nauw samenhangende visserijfuncties, mosselverwa- tering en mosselkweek. Juist ten behoeve van het behoud van deze functies werd gekozen voor de bouw van een beweegbare stormvloed kering in plaats van een dichte dam. Om deze doelstelling te verwezenlijken is het noodzakelijk de effecten van de Deltawerken zo goed en zo vroeg mogelijk te schatten. De eventuele nadelige gevolgen voor de genoemde belangrij ke Oosterscheldefuncties kunnen dan tijdig met behulp van inrichtings- en beheersmaatre gelen worden voorkomen of beperkt. Naast de veranderingen die in de Oosterschelde als gevolg van de Deltawerken optreden, worden de natuur- en visserijfuncties eveneens beïnvloed door een toenemend gebruik door de mens, met name als recreant. Bij de planmatige begeleiding van de ontwikkelingen in de Oosterschelde gaat het dus niet alleen om de gevolgen van de Deltawerken zelf, maar ook om het kanaliseren en geleiden van het gebruik van het gebied door de mens. Wanneer men deze problematiek ter hand neemt, blijkt al spoedig dat een groot aantal aspecten van de niet-levende en de levende natuur in het betrokken gebied grondig moet worden bestudeerd, wil men er een zinnig woord over kunnen spreken. Het betreft onder meer de getijdebeweging, de waterkwaliteit, de polderlozingen op het gebied en de geomor- fologie; daarnaast algen, bodemdieren, vissen, vogels en vegetatie. Een voorspelling van de toekomstige ontwikke lingen in het ecosysteem vereist een op al de genoemde aspecten toegespitst onderzoekspro gramma. Bij de hoofdafdeling Milieu en Inrichting van de Deltadienst wordt, voor een deel in samenwerking met andere instituten, al geruime tijd aan en met zo'n onderzoekspro gramma voor de Oosterschelde gewerkt. Op verschillende deelonderzoeken gaan we in het vervolg van dit artikel nog nader in. Over het aquatisch ecologisch onderzoek volgt hierachte een afzonderlijke bijdrage. Het onderzoek naar de schorren komt aan de orde in het artikel 'Het beheer van de Oosterschelde-kering'. Van groot belang voor de toepassing van de onderzoeksresultaten is de vertaling ervan naar de praktijk van het handelen ten aanzien van de Oosterschelde nu en na 1985. Daartoe wordt nog aanvullend onderzoek verricht naar de specifieke ontwikkelingsmoge lijkheden voor visserij en recreatief gebruik, met speciale aandacht voor de interactie tussen de recreatie, de visserij en het overig menselijk handelen enerzijds en de natuurlijke waarde van het systeem anderzijds. Het programma voor onderzoek naar de visserij aspecten, waartoe de verwatering van mosse len, de mosselteelt, de oesterteelt, de kokkel visserij en de overige visserij kunnen worden gerekend, is opgesteld in nauw overleg met het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek. Me het onderzoek naar het functioneren van de verwaterplaatsen is inmiddels al een begin gemaakt. In samenwerking met onder andere de Provincie Zeeland is een onderzoek gestart naar de aantallen recreanten in verschillende gebieden, en naar hun activiteiten. Niet alleen ontplooit de mens activiteiten in h t gebied, ook de kunstwerken zijn onderworper aan het menselijk handelen. In een bijdrage verderop in dit nummer wordt ingegaan op h t project ter voorbereiding van een beheersplai voor de Oosterschelde-kering. Naar het gewenste beheer van de sluizen in de Oester- dam en de Philipsdam is het onderzoek nog maar net op gang gekomen. 248

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 22