Deze bodemdieren voeden zich door het water t filtreren. De oneetbare bestanddelen worden a s zogenaamde pseudo-faeces weer uitge- s heiden. De filtreerders komen zowel voor op h rde substraten-dijkglooiingen en meerpalen - ils op zachte bodems. A idere grote bodemdieren die algen en d tritus eten, zijn bij voorbeeld het wadslakje, d alikruik, het nonnetje en verschillende w trmen, zoals de wadpier en de zeeduizend- p ot. De wijze waarop zij voedsel tot zich n men verschilt nogal, maar een gezamenlijk ki ïmerk is dat zij het voedsel op of in de bodem zoeken. De totale biomassa is, in vi gelijking met die van de filtreerders, bs perkt. N ast de grotere bodemdieren wemelt het in d bodem ook nog van zeer kleine diertjes, k iner dan 1 mm. Hun totale gewicht is gering e' over hun rol in de omzetting van stoffen in d' bodem is nog slechts weinig bekend, maar a ngenomen wordt dat zij veel materiaal kunnen omzetten en als zodanig van invloed zijn op het functioneren van het ecosysteem. Om de totale consumptie door de filtreerders, d overige bodemdieren en het dierlijk plankton te schatten, zal zowel hun biomassa, alsook de afzonderlijke consumptie per individu van de b< angrijkste van deze soorten worden bepaald: h' eveel en wat eten ze, en hoeveel scheiden ze w er uit? Van de kleine bodemdieren zal alleen d' totale activiteit gemeten worden. Bovendien vi dt onderzoek plaats naar de soortensamen- st Iling van de beschouwde groepen organis men. U eindelijk moet het consumptie-onderzoek Ie den tot uitspraken over de in de toekomstige si latie benodigde hoeveelheden voedsel om het ecosysteem op een vergelijkbaar produktie- ni eau te houden. bacteriën, waarbij op den duur zuurstofloosheid kan ontstaan, als de toevoer stagneert. Onder zocht gaat worden of zo'n situatie zich lokaal zou kunnen gaan voordoen. Het mineralisatie-onderzoek is in 1979 van start gegaan in het Greveiingenmeer, en zal vanaf 1982 worden geïntensiveerd op de Oosterschel- de, met als doel de mineralisatiesnelheden in de huidige situatie te bepalen en door gericht onderzoek naar de beïnvloedende factoren aanwijzingen te krijgen over de mineralisatie processen in de situatie met gedempt getij, na 1985. Het zal na het in vogelvlucht beschreven onderzoek naar de globale voedselbalans in de Oosterschelde duidelijk zijn, dat het onderzoek niet alleen zeer omvangrijk is, maar ook dat er kennis vanuit verschillende disciplines - onder andere de waterloopkunde, de chemie en de hydrobiologie - nodig is om tot een nauwkeu riger voedselbalans te komen en uitspraken te kunnen doen over de toekomstige situatie. Voor de integratie van de meetresultaten, het begeleiden van het onderzoek en het geven van verwachtingen over de nieuwe uitgangs situatie zullen mathematische modellen worden ontwikkeld. Bij de uitvoering van het onderzoek wordt door de hoofdafdeling Milieu en Inrichting dan ook zeer intensief samengewerkt met de Hoofdaf deling Waterloopkunde van de Deltadienst, vooral voor wat betreft de transport- en modelaspecten, en met het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek te Yerseke. Een overzicht van de verdeling van de taken wordt gegeven in tabel 1. Daarnaast zijn ook andere deskundigen, waaronder onderzoekers van het Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek, bij het onderzoek betrokken. Oi der mineralisatie wordt verstaan de afbraak van dode organische stof - detritus - door b cteriën. Ze kan zowel in het water als op of in de bodem plaatsvinden. D or mineralisatie wordt detritus, een voedsel- br n voor bodemdieren en zoöplankton, aan h( systeem onttrokken. Deze negatieve post oi de voedselbalans wordt geschat op 200 ton pi dag. De positief te waarderen kant van de m neralisatie is, dat allerlei slecht verteerbare ei bij hoge concentraties toxische afvalstoffen Vein dieren worden afgebroken, waarmee w rdt voorkomen dat ze zich in het systeem o, hopen. De afbraak van organische stof kan zowel onder zuurstofrijke als onder zuurstofloze oi istandigheden plaatsvinden. In het eerste g' val wordt er zuurstof verbruikt door de 261

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 35