Di omkading heeft in principe twee functies:
zt moet voorkomen dat er tijdens de sluiting
v n de Oesterdam bij het Marollegat een
o gunstig stroombeeld ontstaat op de Schel-
d Rijnverbinding en na de sluiting van het
IV.arollegat moet ze de komberging verkleinen,
z dat de stroomsnelheden in het Tholense Gat,
e de dwarsstromingen op de Schelde-Rijnver-
b nding ter hoogte van het Bergse Diep kleiner
worden; verder moet ze een scheiding tot
siand brengen tussen het Markiezaat als
p tentieel natuurgebied en het niet van
v rontreiniging te vrijwaren Schelde-Rijnka-
naal.
Hot noordelijk deel van de Markiezaatskade,
ti ssen de Molenplaat en Noordland, is reeds
a ngelegd. De westelijke kade, tussen de
IV olenplaat en de Kreekraksluizen, zal volgens
d plannen in 1981 gerealiseerd worden. Deze
w ostelijke kade bestaat uit twee damvakken,
n vanaf de Molenplaat en één vanaf de
K eekraksluizen, met daartussen een 800 m
It tge tijdelijk poreuze sluitkade.
Hot Verdronken Land van het Markiezaat van
B rgen op Zoom is een ten oosten van de
S helde-Rijnverbinding gelegen getijdegebied
rr et uitgestrekte slikken en schorren.
N 1985 zal het gebied, ten gevolge van de
n.euwe omstandigheden, aanmerkelijke
v randeringen ondergaan. Er zullen onder
a dere nieuwe gebruiksmogelijkheden ont-
s ian. Voor de bestemmingen van het gebied
worden nu reeds plannen gemaakt. De bestem-
rr ngen die momenteel voorstaan zijn: natuur,
r< creatie en stedebouw. De waterhuishouding
si eelt een belangrijke rol bij het functioneren
v n het gebied. Aangezien het voor ongeveer
d helft uit oppervlaktewater zal bestaan, zijn
z; :en als het peilbeheer en het beheer van de
k\ aliteit hier essentieel. Daarover gaat het in
d tweede helft van dit artikel.
D ior de aanleg van de westelijke Markiezaats
kade ontstaat in 1981 in het Markiezaat een
g heel nieuwe situatie. Eerst wordt het getij
st rk gereduceerd en later, na de sluiting van
F: 1. Overzicht van het Ver
eis onken Land van het Markie-
z; it van Bergen op Zoom, met
w terhuishoudkundige bijzon-
d< rheden.
de Oesterdam in 1985, valt het geheel weg. Er
zullen zich dan wijzigingen voordoen in de
bestaande functies van het gebied en nieuwe
functies zullen kunnen ontstaan.
De gemeente Bergen op Zoom heeft al plannen
ontwikkeld voor stedebouw in het gebied,
omdat ze in de jaren tachtig ruimte behoeft
voor de realisering van haar woningbouwpro
gramma. Maar er zijn ook andere mogelijkhe
den: ontwikkeling van het gebied tot natuurge
bied, of recreatie. Ook kan worden gedacht aan
een combinatie van deze functies. Om een en
ander te bestuderen is de werkgroep 'Verdron
ken Land van het Markiezaat' opgericht, waarin
onder meer zijn vertegenwoordigd de provin
cies Noord-Brabant en Zeeland, de Rijkswater
staat en de gemeente Bergen op Zoom. De
werkgroep heeft voor haar studie een beleids-
analytische opzet gekozen. Er werden zeven
alternatieven ontwikkeld en een aantal varian
ten.
Ter onderbouwing van de te nemen beslissin
gen met betrekking tot de inrichting van het
gebied, is door de hoofdafdeling Milieu en
Inrichting van de Deltadienst, in samenwerking
met het Rijksinstituut voor Natuurbeheer, een
studie verricht naar de ontwikkelingsmogelijk
heden van het natuurlijk milieu en de invloed
hierop van verstedelijking. Deze studie verschaft
voorts de basis voor een in de toekomst op te
stellen meer gedetailleerd inrichtings- en
beheersplan.
Het onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijk
heden van het natuurlijk milieu begon op basis
van inventarisaties met een beschrijving van
de huidige situatie. Daaruit blijkt dat het
gebied, als onderdeel van het getijdegebied
van de Oosterschelde, van grote betekenis is
en wel door de aanwezigheid van schorren en
slikken met de daarbij behorende karakteristieke
levensgemeenschappen. In dit gebied wordt
ook de voor Nederland unieke situatie aange
troffen dat het holocene getijdegebied onmid
dellijk grenst aan veel oudere pleistocene
zandgronden. Daarom komen er ook zoveel
natuurlijke gradiënten voor in het gebied. De
betekenis daarvan wordt nog groter door de
invloed van de zoete kwel uit de aangrenzende
hoge gronden van westelijk Noord-Brabant.
Eén van de beschouwde alternatieven behelst
een ontwikkeling van het gehele gebied tot
natuurgebied (figuur 3). Op basis van dit
alternatief zijn de ontwikkelingen geprognosti
ceerd, die zich in milieu en landschap zullen
voordoen. Uit de prognose blijkt dat het gebied
de potentie in zich heeft om een ontwikkeling
door te maken tot een waardevol natuurgebied.
Bij de prognosticering is uitgegaan van een
zoet meer. Een zout meer zou ook mogelijkhe-