de n bieden voor waardevolle ontwikkelingen van het natuurlijk milieu, maar de realisering er an is zo onwaarschijnlijk, dat bij de verdere st dies met deze mogelijkheid geen rekening m er is gehouden. In een zoet meer zullen verschillende vegeta- tif zones tot ontwikkeling kunnen komen, ieder m ;t de bijbehorende fauna: droog bos, m rerasbos en oevervegatie. Ook zullen er rijk gr varieerde aquatische levensgemeenschap pen kunnen ontstaan. De ontwikkeling van de oi ver- en waterecosystemen zal sterk afhanke- lij zijn van de waterkwaliteit en van de w terhuishouding. Ei zijn voor dewaterhuishoudingtwee modellen 01 derzocht, een zogenaamd 'regenmodel' en een model met een vast peil. Bij het regenmodel w rdt er geen water uit het Zoommeer ingelaten zc dat het waterpeil, afhankelijk van neerslag ei verdamping in de verschillende seizoenen fluctueert. Men aanvaardt dan verdroging in w terarme zomers en het omgekeerde in een natte winter. Kiest men een vast peil, dan moet zc nodig water worden in- of afgelaten. Ten aanzien van de te verwachten fosfaat- en cf orofylgehalten vertonen de beide modellen w inig onderlinge verschillen. Bij een vast peil w >rden, vanwege de afhankelijkheid van het w ter in het Zoommeer, hogere zoutgehalten verwacht dan bij een regenmodel. In dit laatste m >del zijn de vooruitzichten voor het tot ontwikkeling komen van een rijke levensge meenschap daarom iets gunstiger. Wat de ontwikkeling van het landschap betreft, moet worden opgemerkt dat de aanleg van de Oesterdam en de Markiezaatskade qua schaal en vorm opvallende elementen inbrengt in het bestaande landschap. Voorts zal het landschap zijn getijdekarakter verliezen en door de aanleg van de dammen zal het Markiezaat ook visueel van de Oosterschelde worden gescheiden (figuur 4). Gedurende de eerste jaren na de afsluiting zal het landschap nog een open karakter hebben. De ontwikkeling is dan sterk afhankelijk van het te voeren beheer. Afhankelijk daarvan zal bij voorbeeld op de hogere delen een hoog opgaande begroeiing kunnen ontstaan of zal het landschap zijn open karakter kunnen behouden. Om de gewenste continuïteit en diversiteit in het beheer te verzekeren zal een beheersplan nodig zijn, waarin wordt beschre ven welke beheersvormen in de diverse delen van het gebied moeten worden toegepast. Ook eventueel in de toekomst noodzakelijk geachte wijzigingen dienen hier globaal in te worden aangegeven. Een mogelijkheid om de gewenste continuïteit in het beheer te verzekeren is wellicht het stichten van een beheersbedrijf, waarin zowel het beweidingsbeheer als het maaibeheer zijn ondergebracht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 49