E abant langzaam verzoeten. Deze verzoeting k n weer worden vertraagd door overspoeling v n de kade tijdens stormen. Voor de bijregeling v n het peil en het zoutgehalte zal het door- laatmiddel worden gebruikt. D ontzilting begint pas echt na de verzoeting v n het Zoommeer. In principe zijn er dan twee rr ogelijkhedeneen snelle en een langzame o tzilting. Kiest men de snelle wijze van O! tzilten, dan zal de verzoeting ter beperking v; n stankoverlast buiten het groeiseizoen, dus in de winter plaats moeten vinden. Er zal dan mat grote hoeveelheden water vanuit het Zi ommeer moeten worden doorgespoeld. Dat in roduceert een extra belasting met nutriënten vanuit het Zoommeer, wat nadelig is voor een goede beginsituatie van een zoet bekken. Eventueel kan begonnen worden met het peil tij elijk te verlagen. Vervolgens kan het bekken m t laag peil, en dus geringere inhoud, W' rden ontzilt. Voor het creëren van een doorspoelstroom wordt in dit geval gedacht aan tijdelijke bemalingen of aflaten op het lage be :ken van de Kreekraksluizen. M t langzame ontzilting wordt bedoeld een on zilting onder invloed van neerslag en af;rroming vanuit omliggende gronden. Deze wij ze van ontzilten neemt, afhankelijk van de meteorologische gesteldheid, zo'n 10 jaar in be lag. In dit geval is het niet uitgesloten dat he ecosysteem zich geleidelijk aanpast. Mocht om welke reden dan ook sprake zijn van on ewenste ontwikkelingen, dan kan alsnog wc den overgegaan tot snelle ontzilting. Uit mi eu-overwegingen gaat de voorkeur uit naar langzame ontzilting. De bestemming en de de nitieve waterhuishoudkundige inrichting va- het omkade Markiezaat liggen nog niet va t. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Het definitief zoete Markiezaatsmeer ontstaat pas na de vorming van het Zoommeer en zelfs in de periode na 1985 kan het nog wel nodig blijken om de inrichting aan de omstandigheden aan te passen. De waterhuishouding mag de keuzevrijheid tussen een natuurmodel en een verstedelijkings- model in elk geval niet bemoeilijken. De waterkwaliteit van het Markiezaatsmeer kan verder worden verbeterd door de lozing van polders buiten het gebied te brengen. De lozing van de Augustapolder kan op het Randmeer of het Zoommeer worden gebracht. Voor de Hoogerwaardpolder wordt onderzocht of afleiding naar de Schelde-Rijnverbinding mogelijk is. De keuze tussen een vast of een variabel peil hoeft nu nog niet plaats te vinden. Een door- laatwerk voor inlaten of lozen kan namelijk vrij eenvoudig zo worden ingericht, dat het in beide situaties kan functioneren. Op het Randmeer wordt vanwege zijn recreatieve functies een vast peil gewenst geacht. De waterkwaliteit zal liggen tussen die van het Markiezaatsmeer en die van het Zoommeer. De kwaliteit kan nog gunstiger worden beïnvloed door het Markiezaatsmeer te laten lozen via het Randmeer. De capaciteit van de in de kaden en/of schei- dingsdam te bouwen doorlaatmiddelen is te berekenen uit de, afhankelijk van neerslag en verdamping, te lozen of in te laten hoeveelheid water. Voorshands wordt gesteld dat met een vast peil een peil wordt bedoeld dat ongeveer gelijk is aan het peil van het Zoommeer. In dat geval kan worden volstaan met al of niet afsluitbare doorstroomkokers in de kaden of de scheidingsdam, die zonder opmalen water inlaten of lozen. Is te zijner tijd een andere of stringentere peilbeheersing gewenst dan is uitbouw tot gemaal alsnog mogelijk. 279

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 53