serie dia's, die gemaakt werden vanaf een kleurenbeeldscherm, waarop de computer de prent tekende. De dia's volgen elkaar met tussenpozen van een half uur op, en de hele serie geeft een helder beeld van de verandering van de concentratie ten gevolge van eb en vloed. Prognoses over komende ontwikkelingen in aquatische ecosystemen vereisen soms de tussenkomst van wiskundige modellen. Een model wordt gemaakt van een begrensd stuk werkelijkheid, het 'systeem'. Laat een meer hier als voorbeeld dienen. Behalve dieren en planten bevinden zich ook allerlei andere stoffen in het meer: gassen, wellicht pesticiden en vast en zeker nutriënten. Een nutriënt, bij voorbeeld fosfaat, is voedsel voor planten. Al die ingrediënten van het meer heten de componenten van het systeem. Zij onderhouden onderling relaties. Zo zal een watervlo algen eten en zal een alg, op zijn beurt, fosfaat opnemen. Maar er is ook eenzijdige beïnvloe ding door componenten die niet tot het meer behoren. Een goed voorbeeld levert de zon. Ook de mens zal bijna zeker van zijn aanwezig heid blijk geven. Het huidige fosfaatgehalte in het meer kan direct gemeten worden. Maar als men de consequenties wil overzien van het al dan niet nemen van beheersmaatregelen, ligt het minder makkelijk. Het is dan vaak nodig om het meer, voor zover het van belang is voor het vraagstuk, na te bootsen met een wiskundig model. Er worden dan doelbewust componen ten weggelaten of samengenomen, en relaties vereenvoudigd weergegeven in wiskundige formuleringen. Er ontstaat zodoende een soort rekenschema, waarmee de reactie van een deel van het systeem op de nodige invoerge- gevens, waaronder door beheersmaatregelen stuurbare grootheden, kan worden berekend. Voordat men dit model toepast op een toekom stige situatie, zal men het eerst testen op verschillende bekende situaties uit het verleden, door de uitkomst te vergelijken met bewerkte meetgegevens. Zo nodig wordt het model daarna nog verbeterd. Een model is dus een rekenschema. Het kan ingewikkeld zijn, zodat het alleen hanteerbaar is als computerprogramma, maar de berekening kan ook zo eenvoudig zijn als die van een hoofdrekensommetje. Een voorbeeld van het laatste is het model van Vollenweider, dat maar bestaat uit één vergelijking. Het dient om de kritieke fosforbelasting te berekenen van een meer waarvoor fosfor de beperkende voedingsstof is. Als de werkelijke fosforbelas ting hoger is, bestaat er een grote kans op een 286 te uitbundige algenbloei met mogelijk alle nare gevolgen van dien: vissen sterven, het meer gaat stinken en het water is voor veel doeleinden onbruikbaar. De kritische belasting wordt berekend uit de verblijftijd van het water en de gemiddelde diepte. Dat zijn dus de stuurbare invoergegevens. Het hele model is grafisch gepresenteerd in figuur 3. Anders dan voor vele buitenlandse meren blijkt dit model voor de Nederlandse systemen vaak onvoldoende. Bij ons spelen factoren een rol, die Vollenweider buiten beschouwing heeft gelaten. Een veel ingewikkelder model voor de voorspelling van de grootte van een algengroe: is BLOOM II. Dit model berekent per week de maximale algenbiomassa. Aan de groei wordt nu niet alleen, zoals bij Vollenweider, beperking opgelegd door nutriëntengebrek, maar er wordt ook rekening gehouden met de lichttoe voer en de graas door dierlijk plankton. Figuur 4 geeft een indruk van het resultaat: een presentatie van de berekende en gemeten chlorofylgehalten. Het chlorofylgehalte is een maat voor de algenbiomassa. Deze modellen richten zich op algen, en niet ten onrechte: algen vormen de basis van de voedselketen. Toch mag men niet nalaten ook iets van de invloed van beheersmaatregelen op hogere organismen als vissen, vogels en mosselen aan de weet te komen. Daartoe worden alle belangrijke organismen geclassifi ceerd in eccgroepen. De organismen binnen één ecogroep zullen bij benadering hetzelfde eten, en door dezelfde beesten gegeten worden. Samen met dood organisch materiaal - detritus - ontstaat er dan een voedselnetwerk Bij een zeer hoog aggregatieniveau ziet dat eruit als figuur 5. Veel gecompliceerder, maar toch bijna ontoe laatbaar eenvoudig, is het voedselnetwerk dat aan de basis ligt van het 'General ecomodel'. Dit model berekent de biomassa's van de beschouwde ecogroepen op lange termijn. Omdat de relaties in het voedselnetwerk vaak onvoldoende bekend zijn, kunnen de uitspraken op basis van dit model slechts globaal zijn. Toch is dit model al eens toegepast op de Oosterschelde, om de invloed van de grootte van de opening in de stormvloedkering duidelijk te maken. Belangrijk is nog, dat de produktie van algen ook voor dit model een invoergegeven is. Bij voorbeeld Bloom II kan die invoer leveren. Zo'n combinatie van modellen kan worden gebruikt voor het Grevelingenmeer om het effect van een beheersregiem van de Brouwerssluis en van eventuele doorspoeling met behulp van een doorlaatmiddel in de Grevelingendam op de hogere organismen in te schatten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 60