voort die de voorbereiding en de bouw van de werken te boven gaan, en zich ook uitstrekken tot het gebruik en het beheer van de werken nadat ze zijn voltooid. De ontwikkeling van het milieu in de afgesloten gebieden, en dus van de gebruiksmogelijkheden die het biedt, wordt beheerst dooreen stelsel van deels beheersbare randvoorwaarden: peilvariaties, doorspoelsnel- heden, waterkwaliteit, maai- en beweidingsbe- heer. Vooral die randvoorwaarden die direct met het hydraulisch regiem te maken hebben, kunnen juist met behulp van de waterbouwkun dige werken worden geregeld en beheerst. Het behoeft dan ook nauwelijks betoog dat het beheer van de waterstaatkundige werken afgeleid moet worden van de integrale Inrich- tings-en beheersplannen voorde aangrenzende gebieden. Op het moment dat de bouwwerken gereed zijn en beginnen te functioneren, start in de afgesloten gebieden ook de ontwikkeling van nieuwe landschappen, onder invloed van de ingestelde randvoorwaarden. Zandverstuiving, oeverafslag, aquatische veranderingen en vegetatie-ontwikkelingen, het zijn allemaal symptomen van snelle of langzame milieu- dynamiek. Om zo nodig snel, maar in elk geval weloverwogen op deze veranderingen in te kunnen spelen, is het nodig dat al vroegtijdig plannen worden ontwikkeld, in het kader waarvan maatregelen kunnen worden geno men. De inrichtings- en beheersplannen voor de nieuwe gebieden dienen dan ook gereed te zijn vóór de waterbouwkundige werken klaar zijn. Hoe moeten we nu het feit waarderen dat de noodzakelijke kennis van het milieu wordt verzameld, en de deskundige inbreng in de Waterkwaliteitsproeven in het Grevelingenmeer nabij de Stampersplaat. 289

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 63