invulling van functies. Dit leidt ertoe dat men
th ns bij de ruimtelijke planning tracht functies
te ntegreren in plaats van ze ruimtelijk te
sc eiden. In het Veerse Meer, een van de
ee ste afgesloten Deltabekkens, ziet men, met
nr ne op macro-schaal, nog een sterke ruimte
lij: e scheiding van functies. In de Grevelingen
is veel meer getracht functies als bij voorbeeld
re reatie en natuur met elkaar te integreren. In
neg sterkere mate is dat het geval in het
be eidsplan voor de Oosterschelde.
D< mogelijkheid tot integratie hangt uiteraard
sa nen met de aard van de functies. Sommige
fu cties zijn onmogelijk te integreren. In zo'n
geval dient bijzondere aandacht te worden
ge jeven aan de ruimtelijke situering en aan de
cr atie van overgangszones tussen de verschil-
lei de ruimtelijke eenheden. In alle gevallen
ec ter dienen de nieuwe gebruiksvormen te
n den afgestemd op de eigenschappen, de
ru ntelijke differentiatie en het ontwikkelings-
sti dium van de nieuwe ecosystemen. Ook in
bt ïeersopzicht biedt dat voordelen.
Doorgaans blijkt dat milieukundige kennis van
een gebied waarin grootschalige ingrepen
worden gedaan, primair niet of onvoldoende
aanwezig is.
De wel aanwezige kennis blijkt doorgaans niet
toegesneden op de specifieke problemen. Dit
was ook in het Deltagebied het geval. Vandaar
dat door de hoofdafdeling Milieu en Inrichting
in de loop der jaren een programma voor
milieukundig onderzoek is opgebouwd, dat
gericht is op bestaande vraagstukken in de
eerste plaats, maar ook anticipeert op de
problemen waarvoor bijdragen worden
verwacht. Dat het benodigde milieukundige
onderzoek binnen de eigen dienst wordt
verricht, of ten minste via de eigen dienst
wordt opgedragen, is in de loop van de tijd als
gunstig ervaren, omdat slechts op die manier
de noodzakelijke probleemgerichtheid wordt
gegarandeerd.
Blijkt dat voor een gesteld probleem te weinig
kennis in huis is, zodat daarvoor in de looptijd
van een project nog extra tijd ter beschikking
Werkzaamheden aan boord
van een meetschip.