Registratie van de bodemligging met behulp van een reeks echoloden aan boord van de 'Wijker Rib'. toetsen worden gebruikt, waarbij van bepaalde betrouwbaarheidsdrempels dient te worden uit gegaan. Daarnaast zullen we ook aannamen moeten doen ten aanzien van de nauwkeurig heid van de lodingscijfers. We moeten aanne men dat die in alle jaren niet is veranderd, als we veronderstellen dat in de gevonden sprei dingen zowel meetfouten als natuurlijke varia ties hun aandeel hebben. Alleen dan kunnen de cijfers iets zeggen over de wijzigingen in de bo demligging. Uit het tot nu toe uitgevoerde onderzoek blijkt, dat de morfologische processen in het gebied rond de Roggenplaat na 1969 over het alge meen minder snel verlopen dan in de periode voordat de werken werden uitgevoerd. Mocht er dus van een invloed van de werken sprake zijn, dan bestaat die in een vertraging van het morfologische proces. Daar de fluctuaties van de verandering in hoog teligging in de tijd vele malen groter zijn dan de trends, mag worden aangenomen dat de na tuurlijke korte-termijnprocessen domineren. Dit betekent dat perioden met erosie en sedimenta tie elkaar op korte termijn afwisselen, waarbij het aannemelijk lijkt, dat omslag van sedimen tatie naar erosie en omgekeerd eerder wordt veroorzaakt door fluctuaties in de natuurlijke omstandigheden, zoals het optreden van stor men, dan door menselijke invloeden. De grootte van de fluctuaties is in de periode na 1969 over het algemeen kleiner dan in de peri ode vóór het uitvoeren van werken. De proces sen lijken dus in de periode na 1969 gedempt te worden, zodat de bodemveranderingen - indier ze aanwezig zijn - gelijkmatiger plaats te vin den. Concluderend zou gesteld kunnen worden, dat, zo er sprake mocht zijn van een invloed van de uitgevoerde werken op de morfologische ont wikkelingen rond de Roggenplaat, deze invloed stabiliserend gewerkt heeft op het gebied. 308

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 14