onder die mengprocessen die het gevolg zijn
an de combinatie van grootschalige en klein-
chalige turbulente waterbeweging.
/let het oog op het laatste is er eerst een verge-
jking gemaakt tussen de menging in de natuur
n in M1000. Daarvoor is in M1000 kleurstof ge-
oosd op die plaatsen waarop de Oosterschelde
ozing van zoet water plaatsvindt. Bij vergelij-
ing met de natuur bleek het model de werke-
jkheid goed weerte geven: de kengetallen
oor de menging bleken in model en natuur
taar relatief weinig af te wijken. Er waren maar
wee plaatsen met een duidelijke afwijkingde
nond van de Oosterschelde en het Volkerak.
)e te grote menging in de mond was duidelijk
iet gevolg van de vertrekking. De afwijking in
et Volkerak daarentegen was het gevolg van
en verschijnsel dat niet in M1000 wordt weer
gegeven omdat er niet met zout en zoet water
lewerkt is, maar met kleurstof. Wanneer zoals
de natuur het aanbod van zoet water in een
ysteem als het Volkerak groter is dan de men
ingscapaciteit, dan gaat het zoete water, dat
chter is dan het zoute water, boven op de zoute
nderlaag drijven en dan ontstaat er een zoge-
aamde dichtheidsstroming; dat is een groot-
chalige waterbeweging in een verticaal vlak,
ie de menging sterk beïnvloedt. Zo'n dicht-
eidsstroming is bijzonder moeilijk in een mo
ei weer te geven. De invloed ervan op de men
ing kan overigens wel door metingen bepaald
/orden.
kleurstof niet meer samen, maar ontstaan er
twee aparte vlekken.
Dergelijke grootschalige mengprocessen, die
de effectieve lengte waarover de watervolumes
met een ongelijk gehalte aan opgeloste stof met
elkaar in aanraking komen vergroten, bleken in
het onderzoek de belangrijkste bijdrage te leve
ren aan de menging, en daarmee aan de verver
sing.
Het onderzoek in de modellen bevestigde in de
eerste plaats de verwachtingen die bestonden
op grond van metingen en literatuuronderzoek.
Verder bleek dat beide modellen een verrassen
de mate van overeenstemming vertoonden in
de resultaten.
Het verdere modelonderzoek dat gericht was op
de toestand na het gereedkomen van de wer
ken, toonde aan dat de menging in de toekomst
inderdaad veel langzamer zal verlopen en wel in
de mate die verwacht werd. De voorgenomen
maatregelen zullen daarom naar verwachting
voldoende zijn om de verminderde menging te
compenseren.
oals gezegd was het onderzoek er in belangrij-
e mate op gericht de mengprocessen te leren
ennen. Daartoe is in beide modellen ter hoogte
an Zierikzee op de stroomkentering na laag-
/ater een 'vlek', dat wil zeggen een hoeveelheid
leurstof losgelaten, die in de natuur overeen
ou komen met 80 ton. Vervolgens is bestu-
eerd door welke processen deze vlek uiteenge-
afeld werd. Al spoedig was te zien dat verschil-
ende processen een rol speelden.
ij een eerste proces treedt kleurstof uit de geul
n blijft achter op de platen langs de oever. De-
e kleurstof zal in een latere fase van het getij
/eer van de plaat afstromen en zich als een
parte vlek manifesteren. Dit verschijnsel, dat
rapping' wordt genoemd, treedt bijvoorbeeld
ok op in de omgeving van de Krabbekreek en
at Mastgat; daar is de Krabbekreek de 'trap' of
al'.
j een ander proces wordt via één geul kleur-
of aangevoerd, die bij splitsing van de geul
er twee of meer geulen verdeeld wordt. Door
c gelijkheden in de stroming komt bij het keren
v n de stroming en bij het keren van het getij de
313