de beweging geen inzicht in het gedrag van de
grenslaag bestaat.
Ten derde is een besturingssysteem denkbaar,
waarbij het uitwisselen wordt bestuurd op basis
jan snelheidsmeting in de riolen. Er wordt dan
geen inzicht in het gedrag van de grenslaag ver-
<regen gedurende het uitwisselen; het uitwisse-
en wordt eenvoudigweg beëindigd zodra de
gewenste uit te wisselen hoeveelheid zout wa
ter door de riolen gestroomd is. Met behulp van
snelheidsmetingen kan het uitwisselen zo gere
geld worden dat het uitwisseldebiet of de maxi
male vermeerdering dan wel vermindering van
het debiet pertijdseenheid niet wordt over
schreden.
Bij een vierde besturingssysteem ten slotte
wordt de uitgewisselde hoeveelheid water be
paald op grond van gegevens over het verval
over de riolen, en de hydraulische weerstand
van de riolen. Op grond van ijkingen is namelijk
bekend hoe lang de schuiven in de riolen gehe
ven moeten zijn om een bepaalde uit te wisse
len hoeveelheid water door de riolen te laten
stromen.
Het verschil tussen de twee eerstgenoemde en
de twee laatstgenoemde systemen is, dat, bij de
eerstgenoemde gebruik gemaakt wordt van in
strumenten in de sluiskolk om de plaats van de
grenslaag vast te stellen, terwijl bij de twee
laatstgenoemde niet met deze informatie wordt
gewerkt. Zowel bij het eerste als bij het derde
systeem vindt regeling plaats in die zin dat, ge
durende het uitwisselen, een gemeten en een
gewenste grootheid - de plaats van de grens
laag bij systeem 1 en het uitwisseldebiet bij
systeem 3 - met elkaar worden vergeleken,
waarna het proces eventueel wordt bijgestuurd.
De vier besturingssystemen verschillen echter
niet alleen in de aard van de informatie, maar
ook in uiteindelijk resultaat voor wat betreft de
kwaliteit van de zout/zoetscheiding.
Het rendement van de systemen kan echter pas
voldoende betrouwbaar vastgesteld worden als
er gegevens zijn omtrent het gedrag van de
grenslaag tijdens het uitwisselen.
Het is de bedoeling om, in 1985, na het gereed
komen van de sluizen hier metingen naar te ver
richten. Vooralsnog moet volstaan worden met
verwachtingen gebaseerd op modelonderzoek:
zie tabel 1De in deze tabel gegeven getallen
gelden voor de duwvaartsluizen en zijn uitgere
kend voor 3 duwvaartsluizen bij 16 schutcycli
per dag en een zoutgehalte op het Zijpe van
15 g Cl /I.
Uit de tabel blijkt dat de voordelen van de syste
men 1 en 2 boven de systemen 3 en 4 groter
worden naarmate er meer water wordt terugge
wonnen.
Omdat niet bekend is in hoeverre de grenslaag
TabeU Zoetwaterverlies en zoutbezwaar bij de duwvaartsluizen in de Philipsdam
Verwachting op grond van modelonderzoek
systemen 1 en 2 systemen 3 en 4
(grenslaag meten) (debieten meten)
zonder terugwinnen
- zoetwaterverlies
- zoutbezwaar
met terugwinnen
a. tot 20% van de
kolkinhoud
- zoetwaterverlies
- zoutbezwaar
b. tot 50% van de
kolkinhoud
- zoetwaterverlies
- zoutbezwaar
tot 80% van de
kolkinhoud
- zoetwaterverlies 4 m3/s 4 m3/s
- zoutbezwaar 40-60 kg/s Cl" 60 kg/s Cl
21 m3/s
4 kg/s Cl"
23 m3/s
4 kg/s Cl"
16 m3/s
12 kg/s Cl"
16 m3/s
15 kg/s Cl"
9 m3/s
20 kg/s Cl"
9 m3/s
34 kg/s Cl"
321