Mechanisch zetten van een betonblokkenglooiing. ontstaan. Dit mengsel vormt dan al spoedig een stabiel talud. In de praktijk zijn tijdens het cutte- ren een paar kleine zettingsvloeiingen opgetre den. Algemeen kan worden gesteld dat de alternatie ve werkwijze goed heeft voldaan. De taluds - tot N.A.P. - 4 m onder 1 :4en tot N.A.P. -7 m onder 1:6- bleken na enige oefening goed realiseer baar. De alternatieve aanbieding was f 1 miljoen goedkoper dan de laagste bestekaanbieding. De zandverliezen bij het opspuiten van het ei land waren aanzienlijk. Berekeningen wijzen uit dat ongeveer 50% meer zand is verwerkt dan in het eiland blijkt te zijn terechtgekomen; daarbij is in aanmerking genomen dat een bepaalde hoeveelheid zand twee keer is verwerkt. In hoe verre het grote zandverlies een gevolg is van de 'alternatieve werkwijze', is niet te bepalen. Een klein deel van het verloren zand is in de bouwput terechtgekomen. Volgens het bestek moest langs de zuidelijke begrenzing van de bouwput een talud van 1 4 ontstaan; dit bleek in de praktijk niet realiseerbaar. Besloten werd dit grondverzet op te nemen in het volgende bestek, dat voor het betonwerk van de schutsluis. Het verloren zand is voor het grootste deel on getwijfeld in het Tholense Gat terechtgekomen. Plaatselijk is daar een verondieping van enkele meters aangetoond. De aangetroffen hoeveel heid was veel groter dan hetgeen als gevolg van de opgetreden plaatvallen kan worden ver klaard. Inmiddels is deze verondieping door de getijstromen weer grotendeels ongedaan ge maakt. Het optreden van de plaatvallen - in de oorspronkelijke bodem - is waarschijnlijk een gevolg geweest van de aanleg van het eiland. Daardoor werden immers in korte tijd de span ningen in de grond gewijzigd, terwijl de stroorr beelden eveneens veranderden, en enige ver dieping optrad van de zuidelijke onderwater oever van het Tholense Gat. De reparatie van de plaatvallen bleek met behulp van slakken ka den geplaatst op ongeroerde grond, goed mogelijk De aanvoer van stortsteen vormde tijdens de uitvoering van het werkeiland een probleem. Daarom is op veel plaatsen de vereiste hoevee heid in twee keer aangebracht: eerst een mini male hoeveelheid om het gemaakte werk een voorlopige bescherming te verschaffen, later d3 rest, zodat het geheel kon worden afgewerkt. Deze werkwijze is in principe ondoelmatig, maar ze was in dit geval noodzakelijk voor de voortgang van het werk. Deze omstandigheid gaf het eiland in de uitvoeringsperiode soms een wat minder fraai aanzien; de uiteindelijke afwerking laat overigens niets te wensen over. Ook met de aanvoer van rijshout voor de kraac en zinkstukken ontstonden problemen, die uit eindelijk konden worden opgelost in overleg met de aannemer. Voor de kop van de westelijke havendam ont stond reeds in een vroeg stadium een verdie ping van de bodem. Tijdens de uitvoering is h< t bezinkingsveld daarom met 17 m uitgebreid. Na het gereedkomen van het eiland is de ont gronding nog voortgeschreden. Uiteindelijk leidde dit proces in het najaar van 1980 tot eer kleine oeverval. Deze is inmiddels hersteld door met behulp van zware klei het talud aan te vul len, en het te verflauwen tot 1 4. Verdere ont wikkelingen worden gevolgd door regelmatig peilen. 340

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 46