F g. 1. Situatie van de Markiezaats- ktde. s n aan de getijloze eindsituatie. In 1985 kan de s jitkade geheel worden afgedicht; daarna kan v a een voordien te bouwen doorlaatmiddel een fc gin worden gemaakt met de geleidelijke re- d ictie van het zoutgehalte. Tussen de sluitkade e de Molenplaat en de sluitkade en de ooste- li ke havendam van het Kreekraksluizencomplex b ïvinden zich damvakken die met zand kunnen v orden uitgebouwd. Hierbij dienen zich twee n ogelijkheden aan: alternatief 2 met een kruin- h >ogte van N.A.P. 6,5 m net als de hele kade b alternatief 1, en alternatief 3 met een kruin- h -ogte van N.A.P. 4,0 m (fig. 4). In beide alternatieven moet het buitenbeloop tot N.A.P. 4,0 m met steen worden verdedigd; bij alternatief 3 moet ook de kruin en het hele binnenbeloop worden ingepakt vanwege de te verwachten golfoverslag. Hier wordt zelfs gere kend op enige overstroming bij zeer zware storm. Ten gevolge van overstroming van de sluitkade en eventueeel de damvakken zal op het Markiezaatsmeer een verhoging van de water standen optreden ten opzichte van het geredu ceerde getij. Toch zullen de hoogwaterstanden op het Markiezaat door de kade bij storm wor den verlaagd. De voorgenomen partiële dijkver hoging van een aantal polders langs het Markie zaat behoeft dan ook niet te worden uitgevoerd. Door tussenkomst van de doorlatende sluitkade en het doorlaatmiddel zal een verhoogde water stand na enkele dagen zijn verdwenen. Vooral vanwege de financiële voordelen en ondanks 343

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 49