Onderzoek naar de verversing van de Oosterschelde b en vloed zorgen in de Oosterschelde voor en voortdurende verversing van het water. Tij- ens vloed stroomt vers zout water de Ooster- chelde in en mengt zich met het aanwezige oete water. ijdens eb stroomt water met een lager zoutge- alte de Oosterschelde uit. De verversing houdt et voor het eco-systeem zo belangrijke zoutge- alte van het Oosterscheldewater op peil, on- anks de voortdurende toevoer van zoet water it de Brabantse riviertjes en door de Volkerak- uizen. In de toekomst zal de verversing ver anderen als de getijbeweging in de Ooster- :helde door de bouw van de Oosterschelde-ke- ng afneemt. Er zijn dan ook maatregelen ge- offen om de toevoer van zoet water op de Oos- rschelde te verkleinen. De Philips- en de Oes- rdam werden onder andere gebouwd om te oorkomen dat de Brabantse riviertjes lozen op e Oosterschelde, en in de scheepvaartsluizen ssen de Oosterschelde en het door de dam- en gevormde Zoommeer is een ingewikkeld ;heidingssysteem aangebracht om te voorko en dat het schutwater uit het zoete Zoommeer e Oosterschelde teveel belast, f deze maatregelen voldoende zullen zijn, angt er van af of de vermindering van de ver- ersing goed is ingeschat. De verversing is dan ok een belangrijk punt van onderzoek geweest, dit artikel zal een deel van dit onderzoek be- andeld worden, in het bijzonder het onderzoek aar de mengprocessen tussen zout Noordzee- ater en zoeter Oosterscheldewater dat is uit- avoerd in een fysisch schaalmodel van de Oos- rschelde, het zogenaamde model M1000 en in at wiskundig model 'Ooster'. aarom de verversing zo belangrijk is voor het utgehalte, wordt duidelijk als we kijken naar j tijd die gemiddeld nodig is om een deel van Oosterschelde met Noordzeewater te verver- n (fig. 1Vóór in de Oosterschelde is de beno- c gde tijd vrij kort, vanwege de geringe afstand t de Noordzee, maar achterin neemt de beno- c 5de tijd sterk toe door de grote afstand die het verse Noordzeewater moet afleggen. Het duurt gemiddeld meer dan 11/2 maand voor het water achterin de Oosterschelde ververst is. Elke stof die achterin de Oosterschelde geloosd wordt, dus ook zoet water, zal moeilijk weg te spoelen zijn en juist achterin vinden lozingen van zoet water plaats. De verversing wordt voor een belangrijk deel bepaald door de waterbeweging die wordt op gewekt door de getijbeweging in de Ooster schelde. Kijken we naar de waterbewegingen die een rol spelen, dan zijn dat achtereen volgens de grootschalige waterbeweging in een horizontaal vlak, de onregelmatige driedimensi onale beweging, de zogenaamde turbulentie, en de moleculaire beweging. Het mengend ef fect van de eerste twee bewegingen berust er op dat watervolumes met verschillend zoutge halte over een toenemende lengte met elkaar in contact gebracht worden, waarna de molecu laire beweging voor verdere verspreiding zorgt. Aan deze horizontale waterbewegingen zou nog toegevoegd moeten worden de grootschalige beweging in een verticaal vlak die opgewekt wordt door de dichtheidsverschillen tussen zout en zoet water. Hierop komen we nog terug. Terugkerend naar de eerste twee mengproces sen: eerst wordt een volume water met opge loste stof uit elkaar getrokken door de groot schalige waterbeweging. We moeten hierbij denken aan bewegingen ter grootte van de hal ve geulbreedte tot de gehele breedte van de Oosterschelde, dus van 100 tot 10 000 m. Ver volgens gaat de kleinschalige beweging een be langrijker rol spelen. Het volume water wordt steeds verder uiteengetrokken door de klein schaliger driedimensionale onregelmatige be weging, de turbulentie. Dit zijn bewegingen met 309

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 15