Wanneer het volume aan holle ruimte te groot
wordt, zou dat op den duur kunnen leiden tot
zo'n omvangrijk transport van zand, dat de
pijlers in ontoelaatbare mate scheef zouden
kunnen gaan staan. Om dit zoveel mogelijk te
voorkomen wordt in de pijler-zone vlak voor
het leggen van de filtermat de bodem vlak
gezogen en worden de filtermat en de bovenmat
verdicht. Dit resulteert in een goede aansluiting
met de ondergrond. Uit onderzoek is gebleken,
dat na deze bewerkingen niet meer voor
transport van zand direct onder de matten
gevreesd hoeft te worden.
Om uitvoeringstechnische redenen wordt de
overgangsconstructie tussen de pijler-zone en
de stortebedden aan weerszijden van de kering
niet verdicht, terwijl eveneens het vlak zuigen
van de bodem vlak voor het leggen van de
filtermat achterwege blijft.
Hier zal derhalve lokaal wèl holle ruimte onder
de filtermatten aanwezig blijven, en er ontstaat
een situatie die grote gelijkenis vertoont met
het onderloopsheidsverschijnsel, zoals dat
optreedt bij op zand gefundeerde constructies,
zoals sluizen en stuwdammen.
Ten gevolge van het drukverschil over zulke
constructies wordt er zand van onder de
fundering benedenstrooms afgevoerd, met als
gevolg ondermijning van de constructie.
Gezien de complexiteit van het probleem, de
ernst van de mogelijke gevolgen en de ervaring
bij voornoemde constructies is besloten het
probleem fundamenteel aan te pakken. Daartoe
is een onderzoekstrategie gehanteerd, die stap
voor stap heeft geleid tot een zo volledig
mogelijk inzicht in het verschijnsel. Essentieel
daarbij was de ontwikkeling van drukmodellen,
waarmee het verschijnsel beschreven kon
worden. Voor de ontwikkeling van dergelijke
modellen is toetsing aan de hand van fysisch
onderzoek vaak onontbeerlijk.
De bestaande kennis van het verschijnsel
onderloopsheid is voornamelijk gebaseerd op
situaties met een constant drukverschil over de
constructie. Hoewel de drukverschillen in de
Oosterschelde een wisselend karakter hebben,
is daarom eerst onderzoek verricht naar
constante drukverschillen over de mat.
Het onderzoek werd voor een deel uitgevoerd
met bestaande computermodellen, die getoetst
zijn met behulp van de resultaten van fysisch
onderzoek in een modelopstelling. Daar werd
een gedeelte van de mat op schaal 11 inge
bouwd, bovenop een zandpakket waarin zich
een spleet bevond. Aangetoond kon worden
dat reeds bij geringe drukverschillen instabiliteit
van het zand begon op te treden en dat daarbij
relatief grote hoeveelheden zand verplaatst
konden worden.
De volgende stap van het onderzoek werd
gevormd door vertaling van de resultaten van
de geschematiseerde proeven naar de reële
omstandigheden. Zoals gesteld zijn de drukver
schillen in werkelijkheid wisselend van karakter.
Teneinde te kunnen vaststellen of het optreden
van instabiliteiten al dan niet afhankelijk is van
de aard van het drukverschil, is het bestaande
rekenmodel aangepast en zijn de resultaten
getoetst met behulp van de resultaten van
fysisch onderzoek in het Waterloopkundig
Laboratorium. De resultaten van dit deelonder
zoek geven aan, dat het optreden van instabili
teiten onafhankelijk is van het karakter van het
drukverschil, maar dat het gedrag na overschrij
ding van een zeker kritiek drukverschil veroor
zaakt dat de filtermat bijzakt en de holle ruimte
afgesloten wordt.
Dit bijzakken is in de laatste fase van het
onderzoek nader gekwantificeerd. In het model
werd een mat met een lengte van 20 m inge
bouwd in een goot met plaatselijk holle
ruimten. Conform het ontwikkelde rekenmodel
kon worden aangetoond, dat de mat praktisch
volledig bijzakt, terwijl de hoeveelheid getrans
porteerd zand beperkt blijft.
Op grond van de resultaten van het totale
onderzoek naar de onderloopsheid van de
filtermatten kan derhalve geconcludeerd
worden, dat de holle ruimten onder de matten
ter plaatse van de overgangsconstructie wel
aanleiding geven tot transport van zand, maar
dat de hoeveelheden beperkt blijven en dat de
mat tenslotte praktisch volledig bijzakt.
Aanvullende maatregelen worden derhalve
niet noodzakelijk geacht.
^attenrol in aanbouw op een
werkterrein te Wissekerke;
oto 16 juni.
361