ankerpaal gereed liggende ankerbehandelings-
vaartuig. Het ankerbehandelingsvaartuig heeft
inmiddels het koppeleind van de voorloper met
behulp van een lier aan dek getrokken. Dit gaat
als volgt in zijn werk. De lierdraad, die is
uitgerust met een open haak, wordt op de
harpsluiting bovenop de ankerboei gestoken.
Vervolgens wordt de neuringdraad, die vrij
door de boei loopt, op de trommel van de lier
gehieuwd. Als het aan de neuringdraad
bevestigde ballastblok ondertegen de ankerboei
aanslaat, trekt de lier de ankerboei aan dek,
gevolgd door het ballastblok en het uiteinde
van de voorloper. Het ballastblok wordt dan
losgemaakt van het koppeleinde van de
voorloper. Nu ligt de voorloper aan dek van het
ankerbehandelingsvaartuig gereed.
Het eind van de ankerdraad van het werkvaar-
tuig wordt dan vanaf de gearriveerde boegbak
overgenomen op het dek van het ankerbehan
delingsvaartuig. Vervolgens wordt door middel
van een sluiting de koppeling tot stand gebracht
tussen de ankerdraad en de voorloper.
De neuringdraad wordt weer op de voorloper
gestoken en vervolgens wordt de lier aan
boord van het ankerbehandelingsvaartuig af-
gevierd. Op het werkvaartuig wordt de anker
draad stijf gehieuwd tot de vereiste voor
spanning. De boegbak is als het om een lange
ankerdraad gaat van 600 meter, door de sleep
boot tot de helft van de lengte van de anker
draad teruggesleept; bij een korte draad van
300 meter, wordt hij van onder de ankerdraad
verwijderd. De boegbak dient om de draad vrij
van de bodembescherming te houden of, in
geval van kruisende ankerdraden, de draden
van elkaar vrij te houden, zodat geen beschadi
ging optreedt aan de bodembescherming of
aan ankerdraden. Door de lier van het ankerbe
handelingsvaartuig af te vieren, lopen de
ankerdraad en voorloper te water, gevolgd
door de neuringdraad en ankerboei.
Van grote invloed op de ankerbehandeling zijn
onder andere de weersomstandigheden en de
stroom.
In de monding van de Oosterschelde hebben
golven en deining vrij spel, en het kan er dus
nogal ruw weer zijn. Het samenspel tussen de
sleepboot met boegbak en het ankerbehande
lingsvaartuig wordt op golven hoger dan 1
meter moeilijk en gevaarlijk. De boten gaan te
veel stampen en slingeren, en botsen en
schuren langs en tegen elkaar, met een kans op
beschadiging van boten en draden, terwijl het
voor de bemanning een gevaarlijk karwei
wordt.
Over het algemeen wordt de ankerbehandeling
gestaakt bij windkracht 7 en golven uit richtingen
Fig. 3. De invloed van het getij
op het verankeringsprobleem.
VLOED
2m/sec
KENTERINGSVENSTER
-1
0
EB
-1,5
1
3 UREN
2
3 UREN
3 UREN
3 UREN
2 UREN
z 14 UREN
365