GOLFSTRALEN
-8 m
- 6 m
~4 m «f"
- DIEPTELIJNEN
HOGERE
GOLFHOOGTE
HOGERE
GOLFHOOGTE
LAGERE GOLFHOOGTE
~T
SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE IN m
Fig. 8. Voorbeeld van refractie.
Fig. 9. Extrapolatie van de
relatie golfhoogte/waterstand.
Fig. 10. Het complete beeld
van de golfbepalende factoren.
op diep water. De energietoevoer door lokale
wind en de herverdeling van deze energie over
alle golven moest daarom op een speciale
manier in het model aangebracht worden.
Gevoed met formules voor de bovengenoemde
mechanismen levert het computermodel
FILTER resultaten die in goede overeenstem
ming zijn met de metingen. De hoeveelheid
golfenergie die vanuit zee via de banken in de
monding doordringt varieert sterk met de
waterstand. De lokaal opgewekte component
varieert daarentegen met de windsnelheid en
wordt begrensd door de maximaal boven de
banken beschikbare strijklengte. Omdat de
lokaal opgewekte component onafhankelijk van
de deiningscomponent kan variëren, ontstaat
een veld van mogelijke combinaties met als
grenzen aan de ene kant: de deiningscompo
nent zonder lokale golf en aan de andere kant de
deiningscomponent plus de maximale lokale
golf.
In figuur 9 zijn deze grenzen aangegeven. De
382
modelgrenzen omvatten de meetpunten.
Tevens geeft het model de mogelijkheid te
extrapoleren naar situaties bovenwaterstanden
van N.A.P. 3 m.
Met het totale model (fig. 10) is het nu mogelijk
het gezamenlijk optreden van significante
golfhoogte en hoogwaterstand voor extreme
situaties te voorspellen. Hierbij is kennis nodig
van de langjarige windstatistiek. Het FILTER-mo-
del is tevens geschikt om golfverwachtingen te
geven tijdens de bouw van de kering. De
benodigde invoergegevens voor dit model zijn
dan de lokale windverwachting, het verwachte
golfveld op de buitenrand van de Oosterschel-
demond, de waterstand en de stroomsnelheid.
In bericht 93 (augustus 1980) is aangegeven
hoe deze gegevens verkregen worden, terwijl
in bericht 92 (mei 1980) nader werd besproken
hoe golfverwachtingen tot stand komen.