oprollen naar gestreefd de kromtestraal van de
mat tussen rol en loswal niet kleiner te laten
worden dan 5 m. Nadat de mat geheel op de
rol is gewikkeld wordt het uiteinde met een
kopbalk aan de rol vastgezet. Hierna kan de rol
naar de 'Cardium' worden gesleept.
De mattenlegponton 'Cardium' rolt de matten
weer af op de bodem. De diepste locatie
waarop een mat moet worden afgerold heeft
een waterdiepte van 34 m.
Voordat er een bovenmat op de ondermat
wordt gelegd moet eerst het intussen afgezette
zand worden verwijderd. Dit doet de 'Cardium'
met zijn baggerinstallatie.
De ondermat wordt tenslotte verdicht. Dit is
nodig om een zo vlak mogelijk funderingsbed
te krijgen en eventuele spleten onder de mat af
te dichten. De filtermat moet dus ook bestand
zijn tegen verdichten met een trilplaat.
Ontwerpeisen
Aan de hand van een theoretisch model zijn de
krachten en rekken berekend die zullen optreden
in de verschillende onderdelen van de filtermat.
Aan de hand van deze waarden is de filtermat
voorlopig gedimensioneerd. Hierna is een
groot aantal detailproeven uitgevoerd, waarbij
het gedrag van de mat met kennersoog werd
bekeken. De voornaamste eisen die gesteld
werden waren dat het filter na uitvoer van de
proef nog volledig in tact was en dat er geen
enkel constructieonderdeel bezweek.
De ontwerpeisen van de filtermat werden
hierna op verschillende punten aangepast.
Vervolgens besloot men tot het uitvoeren van
een verkennende proef op ware grootte, de
'gidsproef'. Bij deze proef bleek vooral het
bovendoek niet aan de gestelde eisen te
voldoen; het bezweek op enkele plaatsen. Aan
de hand van de resultaten van de gidsproef zijn
daarna de definitieve ontwerpeisen opgesteld
en is een keuze gemaakt uit de verschillende
mogelijke materialen. Volgens het uiteindelijke
ontwerp is de filtermat nu als volgt opgebouwd
(fig. 1).
De mat rust op de 'drager', die wordt gevormd
door een kunststofweefsel, versterkt met 80
staalkabeltjes per strekkende meter. De
treksterkte van deze 'Jumbo'-mat is 80 ton/m'.
Om te voorkomen dat er in de mat materiaal
transport optreedt wanneer hij verticaal hangt,
is per laag een verticale scheiding aangebracht.
Deze scheiding wordt gevormd door korven
van staaldraad die aan de binnenzijde bekleed
zijn met een kunststofweefsel om verlies
van materiaal door de mazen heen te voor
komen.
De verschillende filterlagen worden van elkaar
gescheiden door een kunststofweefsel en een
kunststofvlies. Aangezien de 'Jumbo'-drager
niet zanddicht is bevjndt zich tussen de drager
en het zand ook nog een zanddicht vlies.
Het bovendoek vormt de buitenste afscheiding
van de filtermat. Dit doek, speciaal voor dat
doel ontwikkeld, kan in langsrichting 25% rek
leveren bij een kracht van 10 ton/m1 en in
dwarsrichting tegelijkertijd 15% rek bij een
kracht in het doek van 8 ton/m1.
Pennen van staal vormen de verticale verbinding
tussen de drager en het bovendoek. Ze hebben
een diameter van 6 mm en zijn aan de ene zijde
voorzien van een spijkerkop en aan de andere
zijde van een scherpe punt. Aan de onderzijde
zit een volgplaat. De verbinding aan de boven
zijde wordt gevormd door snelborgers. Deze
worden op de pen gedrukt tot het gewenste
niveau en klemmen zich automatisch vast
wanneer getracht wordt ze weer omhoog te
duwen. In totaal worden 8 pennen per m2
aangebracht. De minimale houdkracht van de
snelborger is 500 kg. Ook met het definitieve
ontwerp is een proef genomen op ware grootte
om in alle maatgevende stadia de optredende
krachten en rekken te bepalen. Zo kon dan
gecontroleerd worden of de veiligheidscoëffi
ciënten in de verschillende constructie-onderde
len voldoende groot waren, en of het opgestelde
theoretische model voldeed. In een proefopstel
ling te Kats is de loswal bij defiltermattenfabriek
en de daarvoor drijvende rol nagebootst. In
verband met de wisselende waterstanden voor
de loswal werd in de proefopstelling de meest
extreme situatie ingebouwd.
De totale lengte van de proefmat was 85 m,
genoeg om alle relevante situaties te kunnen
nabootsen. De breedte bedroeg 2,80 m. Dit
bleek voldoende te zijn om ter plaatse van de
in te bouwen meetapparatuur geen last te
krijgen van verstorende randinvloeden.
Figuur 3 geeft een overzicht van de maatgeven
de stadia die de mat tijdens het oprollen bij de
fabriek en het afrollen op de bodem van de
Oosterschelde doorloopt. In al deze stadia zijn
de krachten en rekken in de drager, de pennen
en het bovendoek eerst volgens een theoretisch
model berekend. Uit deze berekeningen blijkt
dat de maatgevende stadia niet voor alle
verschillende constructie-onderdelen dezelfde
zijn. Bij de drager zijn de grootste krachten te
verwachten bij het afrollen van de mat op de
diepste locatie, dus op 34 m waterdiepte. Deze
grootste kracht in de drager wordt veroorzaakt
door het zogenaamde schrikeffect in de mat.
Dit ontstaat wanneer de mat bij het afrollen
van de laatste wikkeling niet meer strak
gespannen is om de rol. Bij het doorrollen van
de rol ontstaat dan op een gegeven moment
356