Verbetering van het Kanaal door Zuid-Beveland In het begin van de jaren '70 werden de eerste plannen ontwikkeld voor de verbetering van het Kanaal door Zuid-Beveland. Het kanaal zou volgens deze plannen moeten functioneren in samenhang met een afgesloten Oosterschelde, met een stagnant peil. De sluizen bij Wemel- dinge zouden vervallen, als compensatie voor de sluispassage door de Volkerakdam. In 1976 besloot de regering echter om een af sluitbare stormvloedkering in de Oosterschelde te bouwen; dit om te voldoen aan de belangen van de veiligheid enerzijds en aan die van het milieu anderzijds. Uit diverse varianten voor de compartimentering van het Oosterschelde- bekken werd variant C3 - Kanaal door Zuid- 3eveland uiteindelijk gekozen. Aan de hand van de nieuwe randvoorwaarden werd door de directie Zeeland een tracé-nota voor de kanaalverbetering opgesteld, die in mei 1977 werd toegezonden aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Deze nota is volgens de gebruikelijke inspraakprocedure behandeld. Op grond van het advies van de Raad van de Water staat heeft de Minister op 4 juli 1978 het plan en het tracé vastgesteld. Het thans definitief geworden plan omvat het /olgende: het kanaal wordt verbreed en ver diept, zodat het geschikt wordt voor Rijnduw- /aart met vier bakken. Bij Wemeldinge komt een open verbinding met de Oosterschelde. De restaande oeververbindingen zullen worden gehandhaafd door de bouw van nieuwe brug gen en het aanbrengen van voorzieningen over iet nieuwe sluizencomplex in Hansweert. Het huidige sluizencomplex te Hansweert is een wakke schakel in de hoogwaterkering. Het ïieuwe sluizencomplex wordt gebouwd als een ieugdelijke waterkering die voldoet aan de ei- en van de Deltawet. Deze sluizen zullen over- enkomstig de tracé-nota afmetingen krijgen van 280 x 24 m2. Over de verdere uitwerking van de aanpassin- en in Hansweert en in Wemeldinge wordt ader overleg met de betrokken gemeenten evoerd. Ter beperking en bepaling van de ventuele schade door wijzigingen van de ondwaterstanden is een kwelmeetnet geïnstalleerd; de sluizen zullen in een zoge naamde natte bouwkuip worden gemaakt. De verbetering van het kanaal bestaat uit een verbreding en verdieping, zodanig dat straks bij het gereduceerde getij op de Oosterschelde Rijnduwvaart met 4 bakken mogelijk zal zijn. Bij een laagste laagwaterstand van N.A.P. -1,8 m op de Oosterschelde moet de bodem van het nieuwe kanaal N.A.P. -7,5 m bedragen. Deze diepten worden aangehouden vanaf het slui zencomplex noordwaarts. Ten zuiden van het sluizencomplex wordt de diepte N.A.P. -9,0 m, gezien de laagste laagwaterstand op de Wester- schelde: N.A.P. -2,7 m. De breedte van het ka naal wordt eveneens bepaald door het getij en de scheepvaart: Ook bij laagwater moeten er drie vaarstroken bruikbaar zijn. Dit resulteert in een bodembreedte van 100 m op N.A.P. -7,5 m. De dijken moeten vanwege het toelaten van het - gereduceerde - getij op het kanaal worden verhoogd. Ook al is het sluitingsregime van de stormvloedkering in de Oosterschelde nog in discussie, voor de hoogste vloedstand wordt uitgegaan - zoals ook bij andere werken rond de Oosterschelde-van een peil van N.A.P. 3,5 m. Een blijvende hoogte van N.A.P. 5,0 m voor de kanaaldijken is daarbij voldoende. Het sluizencomplex te Hansweert Het sluizencomplex zal bestaan uit twee sluizen met kolkafmetingen van 24 m doorvaartbreedte en 280 m nuttige kolklengte. Deze afmetingen zijn gelijk aan die van het sluizencomplex in de Philipsdam. De drempeldiepte wordt bepaald door de diepgang van een vierbaksduwstel en door de maatgevende laagwaterstand op de Westerschelde. Dit resulteert in een drempel diepte van N.A.P. -7,30 m. 391

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 41