Onderzoek naar de funderingsmatten voor de Oosterschelde-kering Het funderingsbed van de stormvloedkering in de Oosterschelde zal bestaan uit een geprefa briceerde filtermat van 200 x 42 m met een dikte van 32 cm. Op die plaatsen waar een pijler moet worden neergezet, wordt de filtermat eerst nog bedekt met een bovenmat van 60 x 31 m, eveneens 32 cm dik. Beide matten zijn gevuld met loskorrelig materiaal, dat door middel van kunststofdoeken, stalen korven en pennen bijeen wordt gehou den. De langsnaad tussen de matten wordt afgedekt met losgestort korrelig materiaal. In Bericht 93 (augustus 1980) is nader ingegaan op de constructie van de matten en van de speciale ponton 'Cardium' waarmee de matten op de bodem van de Oosterschelde worden gelegd. Aan de keuze van het funderingsbed is uitge breid onderzoek voorafgegaan. Ook daarna, in het ontwerpstadium, is de studie voortgezet. De onderzoekingen hadden betrekking op de constructieve eisen die aan de mat moeten worden gesteld en anderzijds op het functione ren van de mat als bodembescherming en filter. Deze twee eisen waren tot op zekere hoogte strijdig met elkaar, zoals we zullen zien. De sterkte-eisen maakten namelijk de mat ook stijf en belemmerden een goede aansluiting op de ondergrond. Wat betreft de sterkte-eisen moest eerst worden vastgesteld, welke fase van de behan deling daarvoor maatgevend zou zijn. De matten doorlopen achtereenvolgens een aantal stadia. Het begint met de produktie in de fabriek. Zolang de mat op de vloer van de fabriek ligt worden er geen krachten op uitgeoefend. Hij wordt dan namelijk verplaatst met een zoge naamde kettingplatenvloer. Vanuit de fabriek worden de matten vervolgens rechtstreeks op een drijvende rol gewikkeld. Bij het oprollen is de kracht in de mat afhankelijk van de mate waarin hij tussen rol en loswal dóór kan hangen. Hoe minder de mat doorhangt des te hoger is het krachten-niveau. Er wordt bij het 355 Sterkteproeven met een grootschalig model van de funderingsmat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 5