Als vijfde en laatste energie-component zou
het horizontaal getij in de kering eventueel in
aanmerking kunnen komen. Deze energie kan
worden gewonnen door getij-molens of
rivierstroomturbines, die mogelijk in of nabij
de opening van de Oosterschelde-kering
kunnen worden aangebracht. Middels deze
apparatuur kan de stromingsenergie - de
stroomsnelheden in de kering bedragen 0 tot 5
m/s - in elektrische energie worden omgezet.
Omdat de conversie van energie uit het
horizontaal getij een nadelige invloed heeft op
het getijverschil te Yerseke en dit getijverschil
van belang is voor het behoud van het natuurlijk
milieu en de schelpdiercultures in de Ooster
schelde, is vooreerst van deze energie-bron
afgezien.
Nu de opslag van energie.
In de 'Energo'-studie wordt nagegaan of de
bouwput Schaar in de toekomst als energie
spaarbekken kan dienen. Dit bekken is 100 ha
groot en heeft een bodemdiepte van N.A.P.
- 15 m met ringdijken waarvan de kruinen
liggen op 6,50 tot 9,00 m boven N.A.P.
De opslagcapaciteit of het vermogen van dit
spaarbekken wordt bepaald door de gewenste
of mogelijke fluctuatie van de waterstand in het
bekken tijdens het opslaan van energie - pom
pen of malen - en het genereren van elektrische
stroom, dus door het maximale beginverval en
het minimale eindverval dat moet worden
aangehouden tussen bekken en Oosterschelde;
en verder door het maximum- en het minimum-
debiet door de pompen en hydroturbines. Deze
debieten volgen uit het elektrische vermogen
dat de P.Z.E.M. vraagt, alsook uitde rendements-
krommen van de gebruikte pompen en turbines.
Het gewenste vermogen van het bekken, de
wijze van opslag van de energie en een zekere
416
Fig. 3. Doorsnede van de
hydroturbine.
waakhoogte in verband met wateroverslag bij
storm zijn van invloed op de kruinhoogte van
de ringdijken.
Om aan een redelijk opslagvermogen te komen
moeten de dijken bij een bekken met een
verhoogde waterspiegel worden verhoogd. Bij
een bekken met een verlaagd waterntveau is
dat niet nodig: de bestaande dijken zijn
ruimschoots hoger dan de hoogste waterstand
die nog kan worden verwacht op de Oosterschel
de nadat de kering is gereedgekomen. Bij een
hoog bekken wordt de opslagcapaciteit dus
begrensd door de kruinhoogte. Bij een laag
bekken theoretisch door de diepte van de
bouwput - N.A.P. - 15 m -, maar praktisch
door een niveau dat afhankelijk is van de
vereiste diepteligging van de pompen en
turbines en de kwaliteit van de ondergrond van
het bekken in relatie met de waterbeweging in