als energiespaarbakken, mag worden verwacht
dat het opslagbekken, bij realisering van het
'Energo'-project in de praktijk zal gaan fungeren
als een combinatie van de beide mogelijkheden.
In verband daarmede en met de eerder geschet
ste mogelijke toekomstige ontwikkelingen in
produktie en gebruik van energie, zal het
project derhalve pas na de realisering zijn
functie en nut ten volle kunnen bewijzen.
Op grond van de resultaten van het tot heden
verrichte onderzoek tendeert het ontwerp van
het 'Energo'-project naar een opslagbekken
met hydro-turbines met een generatievermogen
van 15 MW en een minimale generatieduur van
4 uur, corresponderend met een waterstands
fluctuatie van 2,7 m in het bekken, namelijk
tussen N.A.P. 10,7 m en N.A.P. 8,0 m. Dit
vereist een bekken van 100 ha en ringdijken
met een kruinhoogte op N.A.P. 12,9 m, één
omkeerbare hydro-turbine met een waaierdia
meter van 5,3 m en een ashoogte op N.A.P.
-8,6 m. Daarbij denkt men aan maximaal 15
windturbines, met een gezamenlijk vermogen
van 35 MW, waarvan er vijf elk een vermogen
zullen hebben van 1 MW en tien elk een
vermogen van 3 MW. Constructief betekent dit
5 turbines met een rotordiameter van 50 m en
een ashoogte op 60 m boven maaiveld; en 10
turbines met een rotordiameter van 80 m en
een ashoogte op 80 m boven maaiveld.
De afmetingen kunnen in de toekomst natuurlijk
nog veranderen als gevolg van voortgezette
technologisch onderzoek op het gebied van
windenergie. De uitvoering van deze opzet
denkt men zich gefaseerd aldus: 1984 t/m
1988: inrichting van het spaarbekken met
turbine en gebouwen; 1984 t/m 1988: plaatsing
van de windturbines met 1 MW vermogen;
1987 t/m 1992: plaatsing van de windturbines
met een vermogen van 3 MW.
Men moet zich realiseren dat het 'Energo'-pro
ject het karakter draagt van een 'feasability
study'. Het lijkt op grond van de studie mogelijk
de bouwputten in de Oosterscheldemond te
gebruiken voor de opslag van energie en de
plaatsing van een serie windmolens. Op dit
moment lijken de kosten te hoog voor een
rendabele exploitatie.
Of een proefproject op zijn plaats is, staat aan
anderen ter beoordeling.
418