1.
verdichting aan de Oosterscheldezijde van de
pijlers door te zetten tot 16 m buiten de rand
van de pijlervoet, en aan de zeezijde tot 12 m
buiten de rand. Loodrecht op de as omvat de
verdichting zodoende 16 50 12 78 m,
hetgeen neerkomt op 3 stroken van 26 m.
De ondergrond tussen de pijlers wordt eveneens
verdicht. Bij de eerste en de laatste pijler in een
sluitgat wordt nog 5 m voorbij die pijler
verdicht, aangenomen dat de verticale verdich
tingsdiepte onder de voetplaat 10 m bedraagt,
en dat de belastingsspreiding kan worden
gesteld op 2 1 (fig. 2).
Fig. 3 geeft een beeld van de totale horizontale
verdichtingsomvang bij een pijler. Bij het
intekenen van het verdichtingsstramien is
voorlopig uitgegaan van een strookafstand van
5 m.
De omvang van de verticale verdichting wordt
in principe bepaald door de onderkant van de
grondverbetering en door de verdichtingsdiepte
die nodig is vanwege de verwekingsgevoelig-
heid en de deformaties van de zandgrond.
Deze grens volgt uit waterspanningsgeneratie-
en deformatieberekeningen. Ook de grensschei
ding pleistoceen - holoceen is erop van
invloed. Ten gevolge van de opgewekte
trillingen kan de horizontale voorspanning die
door voorbelasting in het pleistoceen aanwezig
is, voor een deel verloren gaan, waardoor
pleistoceen zand met aanvankelijk hoge
conusweerstand na het verdichten een lagere
conusweerstand verkrijgt. Ten slotte ligt er een
grens in het maximale dieptebereik van het
verdichtingsschip. De verticale verdichtingsom
vang in de as van de sluitgaten is overigens al
behandeld in het vorige artikel.
De verdichtingseisen hangen af van de mate
waarin deformaties en rotaties van respectieve-
Fig. 1. Verdichtingsstrook.
Fig. 2. Verdichtingsomvang
evenwijdig aan de as van de
kering.
Fig. 3. Florizontale verdich
tingsomvang ter plaatse van
een pijler.
VOETPLAAT PIJLER
420