1.
Fig. 1. Dwarsprofiel en debiet
in de Schaar van Roggenplaat
nü en in bouwfase 0.
Fig. 2. Stroombeeld tussen de
pijlers. De lengte van elk pijltje
is een maat voor stroomsnel
heid.
Fig. 3. Stroombeeld in de
Oosterschelde bij schuine
aanstroming van de kering
2.
Behalve hydraulische modellen, werden ook
computermodellen van de Oosterschelde
gebruikt.
Ten slotte waren metingen in de natuur
onmisbaar, enerzijds als controle achteraf van
de modellen, anderzijds als basis voor de
bestudering van bepaalde verschijnselen, zoals
de invloed van variatie van het getij op de
snelheden.
Het thans verrichte onderzoek heeft al heel wat
kennis opgeleverd. Op basis daarvan zullen in
de rest van dit artikel enige stroomverschijnse-
len worden besproken. Eerst zal aandacht
worden besteed aan verschijnselen op grote
schaal, om vervolgens af te dalen naar de
kleine schaal van het detailstroombeeld rond
een paar pijlers. Ten slotte wordt ingegaan op
de rol van de variatie van het getij.
De stroom door de mond van de Oosterschelde
is te danken aan de afwisseling tussen hoog-
en laagwater, de verticale getijbeweging. Als
de waterstand in het Oosterscheldebekken
stijgt van laag- naar hoogwater, moet een
geweldige hoeveelheid water door de Ooster-
scheldemond naar binnen stromen; dat is de
vloedstroom. Omgekeerd doet de daling van
de waterstand op zee de ebstroom ontstaan.
De verticale getijbeweging wordt aan de
Noordzee-kant niet beïnvloed door de Ooster-
schelde-kering. Zolang het verval over de
kering gering is, zal die beweging in het
Oosterscheldebekken ook niet sterk veranderen
en blijft dus de hoeveelheid water die telkens
in en uit het bekken moet stromen, praktisch
gelijk.
Tot de eerste dorpelbalken worden geplaatst
blijft dit verval inderdaad gering. Uit modelon-
436