water en voor het overige deel door de korrels.
Deze waterspanningen geven drukverschillen
en dus verhangen op het grensvlak.
Ten gevolge van deze verhangen is het mogelijk
dat zandkorrels in het filter verdwijnen.
De grootte van de verhangen wordt bepaald
door de vorm van de constructie, de doorlatend-
heden en de stijfheden van de verschillende
materialen, het luchtgehalte van het water en
de grootte van de golfkrachten, uitgedrukt in
golfamplitude en golfperiode.
Het in de afgelopen jaren verrichte onderzoek
naar de mogelijke consequenties van de
optredende cyclische en stationaire verhangen
op de fundering van de pijlers was gesplitst in
twee delen, die gelijktijdig werden aangepakt.
Het eerste deel betrof de bepaling van de
filtersterkte in verschillende filters, onder
invloed van zowel verval als cyclische golfver-
hangen. Het tweede bestond uit de bepaling
van de grootte van de verhangen in de verschil
lende filters. Hierna zal alleen verder worden
ingegaan op de bepaling van de grootte van de
cyclische verhangen, omdat dit aspect de
meeste complicaties opleverde.
Deze grootheid kan worden bepaald in reken
modellen, maar ook met behulp van proeven.
De invloed van verschillende parameters, zoals
de krachten, de samenstelling van het Ooster-
scheldezand en de opbouw van het funderings-
bed kan gemakkelijker en sneller worden
bepaald met rekenmodellen. Om zekerheid te
verkrijgen dat de hiermee berekende verhangen
juist waren, werd het rekenmodel getoetst aan
de hand van een proefopstelling. Het onderzoek
werd dus gesplitst in enerzijds berekeningen
met rekenmodellen, en anderzijds toetsing van
het rekenmodel aan een eenvoudige één-dimen-
sionele proefopstelling, en aan een grote
440
twee-dimensionele modelproef. Tenslotte
leidde dit tot een definitieve berekening van de
verhangen.
Verwacht werd dat de grootste cyclische
verhangen zouden optreden onder de hoekpun
ten van de pijler, aan zowel de Oosterschelde-
als de Noordzeezijde, omdat de pijler globaal
zou roteren om zijn as. Daartoe werden pijler
en ondergrond geschematiseerd tot een
verticale moot grond onder de hoekpunten van
de pijler. Met behulp van een één-dimensionele
analytische som konden onder invloed van
verticale cyclische belastingen de waterspannin
gen en dus de verhangen berekend worden in
de verschillende grenslagen. Deze berekeningen
werden ook uitgevoerd met het eindige-
elementenprogramma 'SPONS', omdat met dit
programma uiteindelijk voorspellingen zouden
worden gemaakt voor de pijlers in de Ooster-
schelde.
Beide rekenmodellen gaven dezelfde resultaten.
Vervolgens zijn ze getoetst aan de zogenaamde
één-dimensionele proef.
In deze proef werd een laag grof zand aange
bracht op een laag fijn zand.
Om de één-dimensionele situatie na te bootsen,
werd de horizontale afstroming van het
poriënwater verhinderd. De overeenkomst
tussen de berekening met 'SPONS' en de
metingen was goed te noemen. Geconcludeerd
kon dus worden dat het programma SPONS'
de door een cyclische belasting veroorzaakte
cyclische verhangen voor een één-dimensionele
situatie goed berekent. Omdat de werkelijke
situatie veel meer twee-dimensioneel dan
één-dimensioneel was, is vervolgens met
'SPONS' een berekening gemaakt van een
langsdoorsnede van een pijler.
Dit leverde verschillende verbeteringen op: de