De proefzandsluiting van het lage bufferbekken van de Krammersluizen In het verleden is een aantal getijgeulen - het Brielse Gat, het Springersdiep en de Geul - afgesloten door zand te spuiten in het sluitgat. Bij zulke zandsluitingen treden zandverliezen op, overwegend onder invloed van de door het sluitgat trekkende stromingen. Om de orde van grootte van deze verliezen te bepalen is een berekeningsmethodiek opge steld. Hierbij worden factoren gebruikt die op aannamen berusten, maar die volgens contro leberekeningen de grootte van de zandverliezen redelijk benaderen. Bij de voorstudies voor de aanleg van de compartimenteringsdammen, de Oesterdam en de Philipsdam, is voor het dichten van de sluitgaten eveneens de methodiek van zandspui- ten onderzocht. Op grond van afwegingen tussen een aantal mogelijke sluitingsmiddelen is voorshands evenwel besloten uit te gaan van een sluiting met stenen of blokken. Dit besluit is voornamelijk genomen in verband met de schade die het milieu kan lijden bij uitvoering van een zandsluiting. Om een zandsluiting mogelijk te maken zouden de stroomsnelheden in de sluitgaten gereduceerd moeten worden door verkleining van de opening van de Oosterschelde-kering. Deze reductie levert zekere nadelen op voor het milieu. Er zijn echter aanwijzingen dat de tot nu toe gebruikte berekeningsmethode een te hoge schatting oplevert van de zandverliezen en van de sluitingsduur. Dit gecombineerd met het feit dat een zandsluiting belangrijk goedkoper is dan andere afsluittechnieken, maakt een nader onderzoek toch weer interessant. Het onderzoek naar de mogelijkheden voor een zandsluiting is daarom voortgezet. Het richt zich onder meer op het optimaliseren van de berekeningsmetho de voor het bepalen van de zandverliezen tijdens de afsluiting. Indien de zandverliezen lager blijken te zijn dan uit eerdere berekeningen volgde, zou de stroomreductie geringer kunnen worden of achterwege kunnen blijven, waardoor de nadelen voor het milieu ook minder zouden zijn of zelfs niet zouden optreden. Om de bestaande methodiek voor het berekenen van de zandverliezen tijdens een sluiting en van de sluitingsduur te verfijnen, is een proef zandsluiting uitgevoerd in de omkading van het lage bekken van de Krammersluizen en van de spaarbekkens van die sluizen. Deze zandsluiting is in een uitgebreid meetprogramma op de voet gevolgd. Naast een mogelijke verbetering van de bestaande rekenmethodieken stond bij deze proef voorop het verkrijgen van een beter inzicht in de processen die tijdens zandsluitingen optreden, en het opdoen van ervaring in het organiseren van een dergelijke proef. Berekeningsmethodiek Om de verliezen te bepalen die tijdens een zandsluiting optreden, wordt eerst de zand- transport-capaciteit van de getijstroom in het sluitgat in een aantal fasen van de afsluiting, dus bij steeds grotere vernauwing van het sluitgat, berekend (Zie Bericht 62, november 1972). Onder de zandtransport-capaciteit verstaan we dan de maximale hoeveelheid zand, die bij stationaire stroming en in een evenwichtstoestand - geen erosie, geen sedimentatie - door een stroom met een gegeven snelheid en waterdiepte vervoerd kan worden. In het sluitgat zullen de stroomsnelhe den toenemen als gevolg van de vernauwing. In het versnellingsgebied is voor de aanpassing 479

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 17