Fig. 1. Het sluitgat van het
lage bufferbekken.
Fig. 2. Principe van een zand-
sluiting
moest ook aan de bepaling van de correctie
factoren die eraan gekoppeld zijn, een beperkte
waarde worden toegekend. Kon er dus geen
harde uitspraak verwacht worden, de onder
zoekresultaten zouden wel een indruk kunnen
geven van de waarde van deze factoren.
De beperkte afmeting van het sluitgat van de
proef heeft naast de genoemde nadelen het
voordeel gehad, dat de sluitingsoperatie op het
onderzoek kon worden afgestemd, zonder
grote nadelige consequenties; dit vergrootte
de vrijheid van het onderzoek. Door de klein
schaligheid kon de organisatie van uitvoering
en meetbedrijf goed in de hand worden
gehouden, en het was dus een goede oefening
voor het uitvoeren van metingen bij grotere
sluitingen, bij voorbeeld in het Slaak. Hierbij
treden wel andere condities op. Bij de sluiting
van het Slaak zullen doordat het Krammer nog
open is de vervallen het sluitgat gering blijven.
Aan de feitelijke proef ging een vooronderzoek
vooraf, waaruit volgde welke metingen uitge
voerd moesten worden. De benodigde zuiger
capaciteit werd geschat op 1500 m3/h en de
sluitingsduur op 4 dagen; ook van het
daarbij behorende zandverlies werd een
schatting gemaakt. De metingen dienden er op
gericht te zijn de optredende zandverliezen en
de zandtransportcapaciteiten over een bepaalde
periode van de sluiting te bepalen. Daartoe
was het noodzakelijk over die periode enerzijds
een zandbalans op te stellen voor het gebied
waarbinnen het proces van erosie - het
sluitgat - en sedimentatie - het Slaak en het
bekken - zou optreden, en anderzijds de
hydraulische parameters vast te leggen. Ook
de gemiddelde korrelgrootte van het bodem
materiaal in het sluitgat moest worden bepaald.
De zuigerproduktie moest bekend zijn, evenals
de gemiddelde korrelgrootte van het winzand.
Deze wensen werden vertaald in een onder de
gegeven omstandigheden haalbaar meetpro
gramma. De minimale grootte van het peilge-
bied moest gelijk zijn aan de maximale afstand
die het stortsediment kon afleggen: 400 m. De
grootte van het peilgebied kwam derhalve op
400 m aan de west- en 400 m aan de oostzijde
van de as van het sluitgat; de grens aan de
noord- en de zuidzijde werd bepaald door de
natuurlijke omgeving: de kade, de dam over de
Plaat van de Vliet en St.-Philipsland.
De peilingen zouden in beginsel plaatsvinden
in raaien loodrecht op de as van de sluitkade,
op een onderlinge afstand van 25 m.
Ter bepaling van de sluitgatdebieten was het
noodzakelijk het bergend oppervlak te bereke
nen als functie van de waterdiepte. Daartoe
werd het bekken in de proefperiode in zijn
geheel opgenomen. Onnauwkeurigheden als
gevolg van bodemveranderingen voor en
laag Krammer Tholense
bufferbekken Gat
lengte sluitgat
150 m
980 m
350 m
oppervlakte sluitgat
190 m2
10 300 m2
4700 m2
maximale diepte
2,0 m
19,0 m
22,0 m
481