en tweede kolk, halverwege de kolklengte. Een lokatie onder het viaduct is, gezien de asymme trische ligging, van de hand gewezen, ondanks het voordeel dat de brug met zijn pijlers dan in het geheel geen visuele belemmering meer zou opleveren. Omdat het voor de bediening belangrijk is met de zon mee te kijken, is nog overwogen een apart bedieningsgebouwtje op de zuidelijke kolkwand te situeren, voor de zuidelijke kolk. Maar in het belang van onderling contact en functiewisseling is deze oplossing verworpen. Er komt dus één bedieningsgebouw met een verbindingsgang tussen de beide bedieningsruimten. Zoals gezegd is de vorm van dit bedieningsge bouw hoofdzakelijk gericht op het verkrijgen van zoveel mogelijk direct zicht. Natuurlijk kan daarnaast ondersteuning verkregen worden door waarneming via de T.V., met name tijdens perioden van slecht zicht. De bedieningsruimte voorde assistent-verkeers geleider wordt met het oog op de bovenge noemde overwegingen geplaatst in een erker aan het bedieningsgebouw. Het front van deze erker blijft in horizontale richting overigens één meter vrij van de kolkrand, om schadevaringen te voorkomen. Aan weerszijden van de erker wordt een luifel gebouwd, die samen met getint glas moet zorgen voor de noodzakelijke zonwering. De plaatsen van de centrale verkeersgeleider en de centralisten zijn ondergebracht in de hoofdbedieningsruimte, samen met die voor de assistent-verkeersgeleider voor de noordelijke kolk. Hierdoor kan de centrale verkeersgeleider direct samenwerken met één van de assistent verkeersgeleiders of diens werk tijdelijk overne men, terwijl bovendien meer sociaal contact mogelijk is. Dat de keus op de noordkolk is gevallen had tot achtergrond dat de centrale verkeersgeleider hier het best zicht heeft op de basculebrug boven de noordelijke kolk, en op de toekomstige derde kolk. Bovendien is deze plaats van de zon afgekeerd. De vloerhoogte van de bedieningsruimte komt op N.A.P. 11,50 m. Dit brengt de gemiddelde ooghoogte in staande positie op 13,20 m, zodat de horizon nog juist onder de brug door kan worden gezien, want het laagste punt daarvan ligt op N.A.P. 14,10 m. Vanuit zijn positie, direct bij het glas van de erker, kan de assistent-verkeersgeleider nagenoeg de gehele kolk overzien, uitgezonderd een kleine strook recht voor de erker. Deze strook kan hij tot een minimum beperken, door het oog in staande of halfstaande houding tot vlak bij het glas te brengen. Het uitzicht op de voorhavens is vanuit deze positie maximaal. Voor de centrale verkeersgeleider geldt als primaire eis een uitzicht op de beide voorhavens. Vanuit de voor hem ontworpen positie is dit optimaal mogelijk. De centralisten hebben direct oogcontact met de zich meldende schepen. Direct uitzicht in alle richtingen impliceert doorlopende beglazing langs alle zijden van de bedieningsruimten. Dit maakt het noodzakelijk maatregelen te treffen ter voorkoming van ongewenste reflecties. Het probleem is uit de praktijk algemeen bekend: door spiegeling in tegenover elkaar staande verticale ruiten ontstaan bij duisternis zeer bedrieglijke beelden. Bij de Krammersluizen zouden bij voorbeeld de navigatielichten van een schip in een van de voorhavens geprojecteerd kunnen worden in de andere voorhaven. De oplossing is gevonden in schuinstand van de beglazing. Niet dat alle 487

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 25