De bediening van de Krammersluizen In de Philipsdam wordt een sluizencomplex gebouwd, dat omstreeks 1985 in gebruik moet worden genomen. Het komplex bestaat uit twee sluizen voor de beroepsvaart en twee jachtensluizen. Beide deelkomplexen zullen apart bediend worden volgens een centraal systeem. Dit bedieningsysteem is in grote lij nen afgestemd op dat van de Kreekraksluizen. Wat zijn nu de belangrijkste kenmerken ervan? De gehele verkeersafwikkeling via de sluizen wordt operationeel begeleid vanaf één centrale post op het sluizencomplex. De daadwerkelijke bediening van de sluizen is verregaand geauto matiseerd en geschiedt niet per sluiskolk, maar gecentraliseerd. De lokaties van waaruit deze bediening plaatsvindt zijn centraal gelegen aan de kolken; ze zijn verbonden met de centrale post en dus ook met elkaar. Er bevindt zich in het algemeen geen sluispersoneel buiten, op de kolkwand. De taakverdeling van het sluisper soneel is duidelijk gemarkeerd, volgens de gecentraliseerde opzet. Door deze opzet en met inschakeling van geavanceerde hulpmiddelen kan voor de feitelijke bediening van de beroeps vaartsluizen in eerste instantie worden volstaan met vier man personeel in continudienst. De bediening van de twee jachtensluizen vergt nog twee personen extra. Bij de opzet van de bediening is er van uitgegaan dat ongeveer 53% van de beroepsvaartuigen die de Volkeraksluizen passeren - in 1978 waren dat ruim 62 000 schepen - ook door de Krammersluizen moet. Vele van deze schepen zullen van het type 'Spits' zijn, dat 350 ton meet, en daardoor ver in België en Frankrijk kan doordringen. Het gemiddeld laadvermogen van de passerende schepen blijft daardoor laag; bij de Volkeraksluizen bedroeg het bij voorbeeld in 1978 790 ton. Vele van de te schutten schepen zullen gevaarlijke stoffen vervoeren. De recreatievaart via de Krammersluizen zal in dezelfde orde van grootte liggen als die bij de Volkeraksluizen; deze vaart wordt via afzonder lijke sluizen afgehandeld. Voor het kruisend wegverkeer is een brug over het sluizencomplex ontworpen waarin over de noordelijke beroeps- vaartsluis een beweegbaar deel is opgenomen, 486 dat bediend moet worden door het sluisperso neel. Het bedienend personeel heeft tot hoofdtaak de verkeersafwikkeling via het kunstwerk. Dit houdt met name de volgende activiteiten in: inwinning van gegevens van de zich aanbieden de schepen; begeleiding en regeling van het scheepvaartverkeer; veilig en vlot schutten van de schepen; en, zonodig, het bedienen van de beweegbare brug. Naast deze hoofdtaak zijn er nog neventaken, zoals het inwinnen van gegevens ten behoeve van de statistiek, het functioneren als communicatiepost bij scheeps ongevallen en het toezicht op het sluizencom plex. Dit gehele takenpakket wordt uitgevoerd door de sluismeester, de centrale verkeersgeleider, de assistent-verkeersgeleider(s) en de centralist (en). De sluismeester is belast met de algehele leiding; hij is niet betrokken bij de feitelijke bediening van de sluizen. De centrale verkeers geleider heeft de operationele leiding, terwijl de assistent-verkeersgeleider met het schutten van de schepen is belast. De centralist verzamelt en verwerkt de gegevens van de schepen die zich aanbieden. Om alle taken die nodig zijn voor een verant woorde verkeersafwikkeling via de sluizen naar behoren te kunnen uitvoeren, dient het sluis personeel te beschikken over werkruimten die een goed uitzicht hebben en uitgerust zijn met de benodigde hulpmiddelen. De inrichting wordt dan in eerste instantie bepaald door de centrale bediening en de eisen die samenhan gen met een optimaal direct uitzicht over de sluis. Allereerst betreft dit de plaats van het bedieningsgebouw. De beste plaats voor het bedieningsgebouw van de beroepsvaartsluizen is tussen de eerste

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 24