De bewaking van de Nederlandse duinkust Al eeuwenlang bestaat de zeewering van Nederland voor een groot deel uit strand met duinen. In de Noordzeekust komt slechts op enkele plaatsen een dijkgedeelte voor, zoals de Hondsbosse en Pettemer Zeewering en de Westkappelse Zeedijk. De duinen hebben het als zeewering bijna altijd goed gedaan; in de laatste paar eeuwen is er geen enkele duindoor- braak geweest. Onze voorvaderen hebben zich er dan ook niet al te druk over gemaakt. Het zand van strand en duinen kan echter gemak kelijk door wind en water verplaatst worden. Vooral in de brandingszone vindt een groot zandtransport plaats, dat telkens wisselt van richting. Bij onze duinkust zijn de aan- en afvoer van zand evenwijdig aan en loodrecht op de kust nagenoeg met elkaar in evenwicht. Daardoor is over een grotere tijdsspanne gemeten de resulterende aanvoer of afvoer van zand slechts een fractie van de totale hoeveel heid zand die in beweging is. Toch kan de kust door een kleine resulterende afvoer van zand in de loop van tientallen jaren flink achteruit gaan. Zolang de duinen nog voldoende breed zijn, tast dit hun functie als zeewering nog niet aan. In de loop van de vorige eeuw waren de duinen in enkele kustgedeelten echter zover versmald dat men behoefte ging voelen de veranderingen op te nemen. Jan Blanken heeft daarom rond 1840 opdracht gegeven om, beginnend in Den Helder om de duizend ellen - een el was toen al 1 meter - palen in het strand te slaan. De verbindingslijn tussen deze palen noemen we tegenwoordig de hoofdstrandpalenlijn. Jaarlijks werd de ligging van de laagwaterlijn, de hoogwaterlijn en de duinvoet ten opzichte van de strandpaal opgemeten en bijgeschreven in het strandboek. 542 Na een aantal jaren gaven de in grafieken uitgezette opmetingen een beeld van het gedrag van strand en duin ter plaatse. Het uitzetten van elke opmeting apart gaf een sterk fluctuerend beeld te zien; hieraan danken deze grafieken hun naam van bliksemgrafieken. Om uit de verzamelde opmetingen eenvoudiger tendenzen te kunnen aflezen dan uit bliksem grafieken mogelijk was, is voor elk tiental jaren een gemiddelde ligging van de laagwaterlijn, de hoogwaterlijn en de duinvoet bepaald en in histogramvorm uitgezet: de tienjaarlijkse- gemiddelden-grafieken. Hiermee had de duinkust zijn eerste bewakingssysteem gekre gen. Voor sommige kustgedeelten heeft dit systeem ruim een eeuw gefunctioneerd. Beheerders van kustgedeelten waar geleidelijk achteruitgang optrad, begonnen ruim honderd jaar geleden pogingen te doen het zandverlies van hun kustgedeeltete beperken. Rietschermen en helm leidden het zandtransport door de wind in goede banen, de veelbezongen blanke top der duinen werd daardoor langzaam maar zeker groen. Om het zandtransport in de branding te beperken werden op een aantal plaatsen strandhoofden aangelegd. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft zo de zeer smal geworden duinenrij tussen Hoek van Holland en Scheveningen met redelijk succes vastgelegd. Voor dit soort maatregelen zijn echter meer gegevens van de kustligging nodig dan de ligging van laagwaterlijn, hoogwaterlijn en duinvoet. Door het uitvoeren van lodingen en waterpassingen werden profielen haaks op de kustlijn gemeten. De beheerder vergeleek profielen van verschillende tijdstippen, stelde verdiepingen en verontdiepingen vast en stemde zijn maatregelen daarop af. Er was nog een andere goede reden om meer

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 28