De levensgemeenschappen van harde substraten in Oosterschelde en Grevelingenmeer Zowel in de Oosterschelde als in het Grevelin genmeer treffen we zeer bijzondere levensge meenschappen aan op en tussen harde bodems onder water, zoals stenen, dus vooral dijkglooiingen, hout en veen. Deze gemeen schappen hebben een grote betekenis zowel uit een oogpunt van natuurbehoud alsook in het belang van de visserij. De harde bodems of substraten vormen een voor Nederland zeldzaam milieutype, met vele bewoners die in andere milieutypes niet voorkomen. Het areaal aan harde bodems is maar klein; toch vormen de erop voorkomende levensgemeenschappen een essentieel onderdeel van de natuurwaarde van beide bekkens. Voor de visserijfunctie is hard substraat van belang, enerzijds omdat zich hier grote niet bevisbare bestanden aan mosselen en vooral oesters ophouden, die door de produktie van larven een uiterst belangrijke bijdrage leveren aan het voortbe staan der schelpdiercultures. Anderzijds zijn ook kreeften, paling, pollack en jonge kabeljauw in hoge mate afhankelijk van het harde sub straat, zowel voor hun bescherming tegen vijanden als wat hun voedselvoorziening aangaat. Dit deel van het ecosysteem heeft altijd grote aantrekkingskracht uitgeoefend op sportduikers, en dat is eigenlijk de oorzaak dat we er al vrij vroeg iets van wisten. De harde substraten onder water zijn vanaf de wateroppervlakte moeilijk te bestuderen. Sportduikers brachten enkele tientallen jaren geleden de eerste verhalen mee over de schoonheid en rijkdom van het onderwaterle ven, juist op harde substraten. Kort daarna reeds kwamen zij boven met fotografische beelden, die in de loop der jaren steeds beter van kwaliteit geworden zijn. Het enthousiasme van de sportduikers voor de ecologische rijkdom van de Oosterschelde heeft een niet geringe bijdrage geleverd tot de heroverweging van de wijze van afsluiting van de Oosterschelde in de zeventiger jaren. Om flora en fauna van harde substraten werkelijk goed te kunnen beoordelen, was meer nodig dan enthousiasme, en wel onderzoek. In de vijftiger en zestiger jaren is reeds veel onderzoek gedaan in de intergetijdezone. Inmiddels hebben zowel het Delta Instituut voor Hydro- biologisch Onderzoek te Yerseke als de hoofd afdeling Milieu en Inrichting van de Deltadienst ook inventariserend werk onder de laagwaterlijn gedaan in Grevelingenmeer en Oosterschelde. Om wat voor levensgemeenschappen gaat het nu eigenlijk? De basis ervan wordt gevormd door een serie wieren, die voorkomen in een verticale zonering, enerzijds bepaald door het type dijkbekleding, anderzijds en waarschijnlijk in meerdere mate door de hoeveelheid licht. In de intergetijdezone moeten de soorten bestand zijn tegen allerlei invloeden van het weer, zoals uitdroging, extreem veel licht en zoet water in de vorm van regen en sneeuw. Eén van de duidelijke verschillen tussen Oosterschelde en Grevelingen is de diepte tot waarop wieren voorkomen. In de Oosterschelde is dit 5 a 7 m, in de Grevelingen wel 8 10 meter! Dit duidelijk door het lichtklimaat veroorzaakte verschil geeft reeds een eerste aanwijzing van wat er mogelijk gaat veranderen in de Oosterschelde, wanneer die na voltooiing van de werken helderder zal worden. Dat het water rustiger is speelt hierbij misschien ook een rol. 548

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 34