Heremietkreeft op Broodspons.
Koralen komen in onze streken ook voor, zij het
geen steenkoralen, maar alleen 'zachte'. De
Doomansduim - de naam spreekt voor zichzelf,
hoewel de kleur behalve bruinwit ook echt wit
en oranjerood kan zijn - is voor onze wateren
de enige bekende soort.
De laatste 'vastzittende' groep die we willen
behandelen omvat de Zakpijpen of Manteldie-
ren.
Ook deze hebben een in- en uitstroomopening
met de reeds eerder besproken functies. De
groep wordt beschouwd als verwant aan de
gewervelde dieren: de larve, die zoals bij vele
vastzittende dieren vrijzwemmend is, bezit iets
dat lijkt op een primitieve vorm van een
ruggegraat.
Erzijn verscheidene soorten. De Doorschijnende
Zakpijp wordt beschouwd als indicatief voor
een wat minder goede waterkwaliteit. In de
recente geschiedenis van de Grevelingen heeft
de soort zich als zodanig wel waargemaakt.
Enkele andere soorten uit deze groep behoren
tot die organismen van de Zeeuwse wateren
die we een aantal jaren achtereen kunnen
waarnemen, waarna ze dan soms plotseling
- zonder aanwijsbare oorzaak - kunnen
verdwijnen, om een paar jaar later weer even
plotseling terug te keren. Vaak zien we zelfs,
dat zo'n organisme gedurende zijn afwezigheid
door een andere soort uit dezelfde groep wordt
vervangen. Dit verschijnsel kan meestal nog
niet goed verklaard worden. In het lopende
onderzoek wordt hieraan aandacht besteed.
Bij twee groepen mobiele dieren zijn goede
recente voorbeelden van dit verschijnsel te
vinden: de Naaktslakken en de Kreeftachtigen.
Wat Kreeftachtigen zijn weet iedereen, hoewel
de veelheid van vormen binnen die groep
velen zou verbazen. De Naaktslakken daarente
gen zijn een vrij onbekende groep. Helaas,
want ze zijn vaak van een bizarre schoonheid,
met kleuren die je alleen in tropische zeeën zou
verwachten. Naaktslakken zijn moeilijk in
aquaria te houden. Ze stellen heel specifieke
eisen aan hun milieu; het zouden dus goede
indicatorsoorten kunnen zijn, als we die eisen
eenmaal precies kennen. Vele soorten zijn
vleeseters; vooral holtedieren als zeeanemonen
en hydroïdpoliepen moeten het ontgelden.
Het Blauwtipje was onlangs plotseling een jaar
lang vrijwel uit de Oosterschelde verdwenen.
In dat jaar werd het daarvoor zeldzame Zacht-
gedoornde Zeeslakje veel waargenomen:
daarna weer veel minder. In hetzelfde jaar was
de Hooiwagenkrab ineens verdwenen, terwijl
de Spinkrab, daarvoor jarenlang weinig gezien,
min of meer massaal waargenomen werd.
Noordzeekreeften, de echte dus, zijn er altijd
wel geweest, hoewel de stand zich na de
strenge winter van 1962/63 maar langzaam
hersteld heeft. Vooral de veenbanken in de
Kom van de Oosterschelde hebben de laatste
jaren weer naam gekregen als kreeftengebied.
De Kreeft heeft het nodig dat hij beschermd
wordt; hij doet er jaren over om volwassen te
worden, en wil de stand op peil blijven, dan
moet ieder jaar een zeker percentage zich
kunnen voortplanten. Dit is iets om bij het
beheer van het gebied speciaal op te letten. De
Kreeft komt in het Grevelingenmeer niet meer
voor. Wel wordt daar sinds enige tijd weer de
Heremietkreeft waargenomen die kort na de
afsluiting vrijwel verdwenen was, omdat er
geen Wulken meer waren. De Heremietkreeft
gebruikt lege Wulkschelpen als huis, om zijn
ongepantserde achterlijf in te beschermen.
Kleine Heremietkreeften gebruiken ook wel
552