economisch was. Als gevolg daarvan verschillen
nu nagenoeg alle onderdelen waaruit de
cilinders en cardanbalken zijn opgebouwd van
afmeting. Overigens, voor een waterstaatswerk
zijn de series toch nog vrij groot: 14 tot 32
stuks.
De maten van de cilinders worden vooral
bepaald door de grootte van de slag die de
schuiven moeten maken. Bij de kleinste
schuiven is dat 5,90 m, bij de grootste 11,90 m.
Dit houdt in dat de onderrand van elke schuif
zakken kan tot 20 cm onder de bovenkant van
de dorpelbalk en geheven worden tot 20 cm
boven de bovenkant van de bovenbalk. In
geheven stand bevindt de onderrand van alle
schuiven zich op N.A.P. 1,20 m. Voor onder
houdswerkzaamheden aan het onderste
gedeelte van de schuiven is dit te laag. Daarom
is de mogelijkheid ingebouwd alle schuiven
nog eens 1,30 m extra te heffen.
De ontwerpwijziging van plaatliggerschuif in
vakwerkschuif heeft het ontwerp van het
bewegingswerk niet onberoerd gelaten. Bij de
plaatliggerschuif zat het bevestigingspunt van
de zuigerstang onderin de schuif en was de
cilinder aan zijn deksel opgehangen. Bij
geheven schuif viel daardoor een groot
gedeelte van de cilinder binnen de schuif. De
plaatliggers waren daartoe van grote gaten
voorzien. Het gevolg was dat de constructie
hoogte van de kering gering kon blijven.
De vakwerkschuif heeft evenwel een andere
eindkoker, die bevestiging van de zuigerstang
daar onderin moeilijk te realiseren maakt.
Daarom verhuisde het bevestigingspunt van
een plaats onderin naar een plek bovenop de
schuif. Aanpassing van de betonconstructies
aan deze verhuizing zou verhoging van de
hamerstukken hebben betekend met zo'n 6 a
12 m. Hiervan is afgezien, liever verplaatste
men het scharnierpunt van de cilinder van
bovenop de cilinder naar een plaats tamelijk
onderaan de cilindermantel. Vandaar dat de
cilinders nu op de ontwerptekeningen als
schoorstenen boven de kering uitsteken, zoals te
zien is op de foto hiernaast.
Ook werd de introductie van een cardanbalk
noodzakelijk om het mogelijk te maken dat de
cilinder ten opzichte van de pijler in alle
richtingen zou kunnen scharnieren. Deze
cardanbalk is een gelast stalen frame dat
scharnierend aan de cilindermantel is bevestigd.
Het overspant de schuifsponning en is met
lagerstoelen scharnierend op de pijler beves
tigd. De beide scharnierassen snijden elkaar
loodrecht. Alle scharnierpunten zijn uitgerust
met kogelgewrichtlagers vanwege de grote
krachten en de kleine hoekverdraaiingen onder
belasting; en ook omwille van de compacte
bouw. Als gevolg van deze keus is de lagerwrij-
ving een niet te verwaarlozen factor geworden
in het ontwerp.
De hydraulische cilinder bestaat in hoofdzaak
uit een cilindermantel, van boven afgedicht
met een deksel, en van onder meteen lantaarn
stuk en een conserveringskamer; en een
zuigerstang met zuiger en een oog voor de
scharnierende verbinding aan de schuif.
Dezuigerwordt met een bus in de cilindermantel
geleid, en draagt een dubbel stel olie-afdichtin
gen. De zuigerstang wordt met een bus in het
lantaarnstuk geleid, dat tevens de stangafdich-
ting bevat.
Voor het onderbrengen van de lagers van de
scharnierpunten en het introduceren van de
langskrachten in de cilinderwand is een verdikt
gedeelte in de cilindermantel opgenomen, de
cardanring.
De olietoe- en afvoer voor het bewegen
geschiedt via het deksel en het lantaarnstuk.
Het oog wordt met voorspanning op de stang
geschroefd. Daartoe is de stang van platte
kanten en het oog van punten voorzien. Het
oog draagt een kogelgewrichtlager die een in
alle richtingen scharnierende beweging
mogelijk maakt. Overigens zijn de optredende
hoekverdraaiingen slechts klein, waardoor het
mogelijk werd dit lager blijvend af te dichten
door een rubberen band die door inwendige
vervormingen alle te verwachten hoekverdraai
ingen kan volgen.
Voor de dimensionering van de zuigerstang
zijn de drukkrachten en momenten maatgevend
die optreden als gevolg van de lagerwrijving
en stootkrachten vanuit de schuif; voor de
dimensionering van de cilinderdiameter zijn
dat, gegeven het drukniveau in het pomp-
systeem, de trekkrachten bij het openen, terwijl
523