Schuiven en bewegingswerken
voor de Oosterschelde-kering
In Bericht 83 (februari 1978) en 90 (november
1979) werd al eerder over de schuiven van de
Oosterschelde-kering gerapporteerd. In dit
artikel zullen de laatste wijzigingen in het
schuifontwerp worden beschreven. Daarnaast
zal aandacht worden besteed aan de bewe
gingswerken.
In Bericht 90 is een ontwerp van de schuiven
beschreven met een hoofddraagsysteem van
plaatliggers (fig. 1). Toen dat artikel werd
gepubliceerd, bevond het hydraulisch onder
zoek van de sluitingsmiddelen zich in de laatste
fase: een onderzoek naar de grootte van de
belasting die de plaatliggers zouden ondervin
den van golfklappen.
Tijdens het sluiten van de schuiven passeren
de plaatliggers de waterspiegel. In een gebied
van 50 cm onder tot 50 cm boven de waterlijn
zullen ze derhalve golfklappen krijgen. Ook
bij een geopende schuif zullen, bij Noordzee-
waterstanden hoger dan N.A.P. 2.40 m,
golven tegen de onderste ligger slaan.
Reeds in een vroeg stadium van het ontwerp
proces werd onderkend, dat hier een probleem
lag. Op basis van de toen bekende determinis
tische belastingen werd een vakwerkschuif
ontworpen, opgebouwd uit buisprofielen. Dit
ontwerp was noch constructief noch uit een
oogpunt van kosten aantrekkelijk, zodat werd
besloten het hydraulisch onderzoek van de
sluitingsmiddelen uit te voeren met een
plaatliggerschuif en dan maar te accepteren
dat de plaatliggers relatief grote golf klapdrukken
zouden ondervinden.
Het golfklaponderzoek is zowel uitgevoerd met
stijve modellen, waarin de optredende golfklap-
drukken werden gemeten, als met een elastisch
gelijkvormig model, waarmee de responsie van
de gehele schuif op een golfklap is bepaald.
Leken aanvankelijk de golfklappen qua grootte
van belastingen binnen de verwachtingen te
liggen, uiteindelijk bleken die toch groter dan
verwacht. Hoewel verandering van het gaten
patroon in de plaatliggers een reductie oplever
de van de golfklapbelasting, bleven de dynami
sche belastingen met name op onderdelen van
519