Morfologische veranderingen
in het Krammer en het Slaak
De bouw van de Grevelingendam en de
Volkerakdam heeft tot gevolg gehad dat de
getijstromen op het riviertraject Volkerak-
Krammer—Zijpe— Mastgat aanzienlijk zijn
gewijzigd. In Bericht 49 (augustus 1969) en 51
(februari 1970) zijn deze veranderingen
beschreven.
Als gevolg van het gewijzigde stroombeeld
heeft zich sedertdien een ingrijpende verande
ring voltrokken in het patroon van geulen en
platen, met name in de omgeving van het
Krammer. Dat is het onderwerp van deze
bijdrage; tevens zal aandacht worden besteed
aan de veranderingen als gevolg van de
werken in het tracé van de Philipsdam.
Hoofdelement in de dynamische morfologie
van het gebied vormt het patroon van eb- en
vloedscharen en indifferente geulgedeelten.
Een ebschaar wordt gekenmerkt door een over
de getijcyclus gemeten resulterende waterbe
weging in de richting van de ebstroom; bij een
vloedschaar is het omgekeerde het geval. Bij
geulgedeelten die niet de morfologische
kenmerken van een schaar hebben, de 'indiffe
rente' geuldelen, ontbreekt een dergelijk
verband. Er wordt van uitgegaan, dat de
resultante van eb- en vloedstroming daar
relatief klein is. In het diepste deel van een
schaar - de geulas - zal de dominante stroming
in het algemeen het sterkst zijn. Het patroon
van geulassen met eb- en vloed-karakteristieken
komt daardoor min of meer overeen met het
verloop van de stroomdraden tijdens de
getijfase van maximale vloed- of ebstroom.
Voorwaarde is daarbij wel, dat zich in of op de
bodem geen structuren bevinden die een vrije
ontwikkeling van de morfologie belemmeren of
vertragen. Zinkstukken en andere verdedigings-
De Grevelingendam met op de
achtergrond het werkeiland
voor de Krammersluizen
19