Doorbraak van de Westelijke Markiezaatskade In de vroege ochtend van 11 maart 1982 is de in uitvoering zijnde Westelijke Markiezaatskade doorgebroken. Het gebeurde tijdens een stormvloed waarbij ten westen van de kade een maximale waterstand is geregistreerd van N.A.P. 3,70 m. Het precieze tijdstip van de doorbraak is niet bekend, maar waarschijnlijk lag het tussen half vier en zes uur 's ochtends. De doorbraak vond plaats bij de aansluiting van de stenen sluitkade op het zuidelijk damvak; de damkop van het zuidelijk damvak is hierbij bezweken. Hoe kon dit gebeuren? In het volgende wordt een overzicht gegeven van de voorgeschiedenis, de omstandigheden en de mogelijke oorzaken van de doorbraak, de getroffen noodmaatregelen, de alternatieve mogelijkheden tot sluiting en het daartoe opgestelde ontwerp. Eerder werd over het ontwerp van de Markie zaatskade gerapporteerd in Bericht 96 (mei 1981). De Westelijke Markiezaatskade ligt net ten oosten van de Schelde-Rijnverbinding. Hij verbindt de Molenplaat met het Kreekraksluizen- komplex (figuur 1). De kade ligt op 200 m van de oostelijke insteek van de Schelde-Rijnverbin ding en 300 m ten westen van de 380 kV-hoog- spanningsleiding die de centrale van Borssele verbindt met die van Geertruidenberg. De Westelijke Markiezaatskade bestaat achter eenvolgens uit een 1900 m lang laag zuidelijk damvak, een sluitkade van 800 m, een laag noordelijk damvak ter lengte van 400 m, dan een 1100 m lang hoog damvak ten westen van de Molenplaat en tenslotte een verbindingsdam met de zuidkant van de Molenplaat. Omdat het uit milieu-overwegingen aantrekke lijk is het zoutgehalte in het Markiezaat tot de sluiting van de Oesterdam op peil te houden, is de sluitkade ontworpen als een doorlatende constructie. De kruin van de sluitkade moest komen te liggen op N.A.P. 3,50 m, exclusief 50 cm overhoogte wegens zettingen. Bij dit niveau wordt de sluitkade gemiddeld één maal per jaar overstroomd. Bij de dimensio nering en de keuze van de materialen is daar rekening mee gehouden. Ook de iets hoger dan de sluitkade gelegen damvakken ten noorden en zuiden ervan zijn bij hoge stormvloeden overstroombaar, en daarom geheel met zware stortsteen afgedekt. De overstromingsfrequen tie zal hier echter niet hoger zijn dan gemiddeld één maal per 4 a 5 jaar. In het bestek was de volgorde van werkzaam heden voorgeschreven. Allereerst moest een bodembescherming van zinkstukken worden aangebracht ter plaatse van de te bouwen sluitkade. Dan zou het zuidelijk damvak worden uitgebouwd door het opspuiten van een zandkade die vervolgens werd afgedekt met stortsteen. Dan volgde in het noorden een kade van stroombestendige fosforslakken met daarachter een zanddam. Als laatste werd de eigenlijke sluitkade gelegd op de reeds aange brachte bodembescherming. De damgedeelten bij de Molenplaat dienden te worden aangelegd voordat met de uitbouw van het noordelijke lage damvak werd begon nen. De sluitkade zou laagsgewijs worden opgebouwd tot een niveau van N.A.P. 1,00 m met het oog op de stabiliteit van de te gebruiken stortsteen en ter beperking van dwarsstroom op de Schelde-Rijnverbinding. Uiterlijk op 15 oktober 1981 diende de sluitkade op N.A.P. 2,50 m te zijn gebracht, over een breedte van 5 m, terwijl de oplevering van het gehele werk was bepaald op 18 december 1982. In verband met de te verwachten dwars- stroomhinder op de Schelde-Rijnverbinding zou ten behoeve van de veiligheid van de scheepvaart een verkeersregeling worden ingesteld vanaf een daartoe ter beschikking gesteld vaartuig. Vooraf is grondmechanisch onderzoek verricht naar de zettingen van de gehele kade, de stabiliteit van de sluitkade en de zettingsvloei- ingsgevoeligheid van de ondergrond ter plaatse van het sluitgat. Op grond van beschik bare sonderingen en boringen werden zettingen berekend van maximaal 1,3 a 1,4 m. Dat er door stabiliteitsverlies van de ondergrond doorpersingen zouden kunnen optreden werd in het grondmechanisch rapport niet voorzien. Bij het ontwerp is daarom wel met grote zettingen rekening gehouden, maar niet met doorpersingen. Verder werd gesteld dat de veenlaag aan de oppervlakte een veel grotere weerstand tegen ontgronding bezit dan zand, waarmee normaal rekening wordt gehouden. De dimensionering van de bodembescherming is hierop afgestemd geweest. Ten behoeve van de vaststelling van het tracé van de kade, de dimensionering van het sluitgat, de sluitingsmethode en de stabiliteit van de toe te passen materialen zowel van de sluitkade als de aansluitende damvakken, is uitgebreid waterloopkundig onderzoek uitge- 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 26