aanvullende grondonderzoek werd het niet
verantwoord geacht, de sluitkade volgens het
bestek uit te voeren. Besloten werd eerst ten
westen van de reeds in het sluitgat aangelegde
bodembescherming een grondverbetering uit
te voeren. Daarna kon, omstreeks eind oktober,
met de sluitingsoperatie worden begonnen. De
vertraging was inmiddels opgelopen tot ruim
vier maanden.
In de periode juli tot en met oktober 1981
hebben zich ter hoogte van het sluitgat als
gevolg of mede als gevolg van de dwarsstromen
zes scheepsongevallen voorgedaan, waarvan
één met een geladen benzinetanker.
Bovendien zijn volgens waarnemingen van de
scheepvaartregelaars 23 bijna-ongevallen
opgetreden.
In verband met de onveilige situatie op de
Schelde-Rijnverbinding, die nog ongunstiger
werd door de winterse omstandigheden, werd
besloten de sluitkade zo snel mogelijk te
voltooien. Dat de sluitingsoperaties nu in de
winter moesten worden uitgevoerd en daardoor
aan grotere risico's zouden worden blootgesteld
werd als minste van de twee kwaden geaccep
teerd.
Vanaf 17 november is de sluiting in een
geforceerd tempo uitgevoerd. Dit heeft ertoe
geleid dat de dwarsstroomhinder op de
Schelde-Rijnverbinding in de tweede helft van
december sterk was verminderd. Medio januari
1982 kon de scheepvaartregeling worden
opgeheven.
De sluitkade had toen een hoogte bereikt van
N.A.P. 2,25 m. Gedurende een aantal weken
is vervolgens steen aangevoerd naast de kade,
om daarmee de kade in een later stadium te
kunnen verhogen tot het vereiste niveau. Met
dit laatste is daadwerkelijk begonnen omstreeks
1 maart 1982. Steen 300/1000 kg moest daarbij
boven op de eerder aangebrachte laag van
60/300 kg worden geplaatst. De verhoging
werd uitgevoerd met hydraulische kranen. Die
waren wel in staat om zich voort te bewegen
op steen 60/300 kg, maar bleken dit niet te
kunnen op de grotere steen 300/1000 kg. Toen
is de aannemer vanuit het midden van de kade
gaan werken naar de aansluitende damvakken
toe, zodat de hydraulische kranen achterwaarts
rijdend over de steen 60/300 kg de steen
300/1000 kg konden aanbrengen. Met deze
werkwijze was in een eerder stadium reeds
ervaring opgedaan.
Op 10 maart was de ophoging tot het vereiste
niveau over een lengte van ongeveer 500 m
gerealiseerd. De beide uiteinden van de
sluitkade echter hadden op dat moment over
een lengte van 150 en 200 m nog hetzelfde
niveau van N.A.P. 2,25 m als in januari.
Op 11 maart 1982 lag de damkop van het
zuidelijk damvak op een hoogte van N.A.P.
4,5 m; hij was onder een helling van 1:3 op
kruin en taluds geheel afgewerkt met 1600
kg/m2 stortsteen 60/300 kg. De sluitkade,
op die plaatsen nog niet hoger dan N.A.P.
2,25 m, sloot hierop aan onder een hoek
van 45° (figuur 3).
De doorbraak
De stormvloed in het Oosterschelde-gebied
waarbij de sluitkade zou breken is veroorzaakt
door een kleine depressie die in de loop van de
nacht van 10 op 11 maart verder uitdiepte. De
wind ruimde van zuidwest naar west tot
noordwest en bereikte op 11 maart tussen vier
en vijf uur een kracht van 9 a 10 Beaufort. In
het oostelijk deel van de Oosterschelde werden
windgolven opgewerkt met een maximale
hoogte van 1,50 m.
Het was echter tegelijk springtij; onder normale
omstandigheden zou de hoogwaterstand om
tien voor vijf 's ochtends N.A.P. 2,30 m.
hebben bedragen. Uit figuur 2 valt af te lezen
dat het water aan de Oosterschelde-kant van
de kade omstreeks 4.15 uur een maximale
stand heeft bereikt van N.A.P. 3,67 m, dus
ruim 1,40 m hoger dan het lage deel van de
sluitkade. Dit is de hoogste waterstand ter
plekke sinds de stormvloed van 1976; hij heeft
een statistische frequentie van voorkomen van
ongeveer 1/3 keer per jaar. Zulke hoge standen
treden voornamelijk op in het herfst- en
winterseizoen, van november tot en met maart.
In de rest van het jaar is het optreden van hoge
waterstanden niet uitgesloten, maar de
frequentie ligt dan veel lager dan in het
stormseizoen. Deze stormvoed had een
plotseling karakter, zodat de normale procedure
voor het instellen van een beperkte dijkbewaking
niet kon worden gevolgd. Er werd gebruik
gemaakt van een spoedalarmering. De op dat
moment verwachte waterstand werd overigens
nog aanzienlijk overschreden.
De snelheid waarmee de waterstand steeg,
was onder andere een gevolg van het feit dat
de grootste windsnelheden juist voorkwamen
in de periode van hoog water. Hierdoor en
omdat de sluitkade al over meer dan de helft
van de lengte op N.A.P. 4 m lag, was de
waterstand op het Markiezaat op het tijdstip
van hoog water nog erg laag, ongeveer N.A.P.
0,60 m. Dit bedreigde de stabiliteit van de
damkop. Op de damkop stond een hydraulische
kraan van 40 ton, die overdag werd gebruikt
voor het opbouwen van de zware stenen kap.
Door de plotseling optredende onverwacht
hoge waterstand kon deze kraan niet tijdig
27