Plaats aard grondslag Ham- matig fijn zand men Schaar grof, schelphoudend zand Room- grof, schelphoudend pot zand in het midden, en matig fijn zand aan de oevers Hoewel in de proefvakken gewerkt werd met een horizontale stafafstand van 4,30 m, wordt toch voorlopig een horizontale stapafstand van 4,0 m aangehouden. Nadat enige ervaring met de veranderde procesvoeringen is opgedaan, wordt, indien de verdichtingsresultaten daartoe aanleiding geven, alsnog overwogen om de horizontale stapafstand te vergroten. voor de poriëngehalte-eis. Op grond van in de ontwerpfase van de pijlers uitgevoerde onder zoeken en recent uitgevoerde berekeningen moet worden gesteld dat de waterspannings- generatie tijdens stormbelasting met name vanwege de stabiliteit van de pijlers beperkt moet blijven tot 10% van de ideële korrelspan ning. Om aan deze eis te voldoen moet het zand onder de pijlers een vaste pakking hebben, ofwel een poriëngehalte van 40%. Dit impliceert dat de huidige eis ten aanzien van het poriëngehalte gehandhaafd blijft. Ook langs de weg van de conusweerstand, die bepalend is voor deformatie en verweking, kan geen argument gevonden worden voor verlaging van de verdichtingseis. Als uitgangs punt voor de deformatie-berekeningen van de pijlers is een gemiddelde conusweerstand van 150 kg/cm2 gehanteerd, en een karakteristieke verdichtings methode ll/lll III ll/lll De horizontale stapafstand wordt in belangrijke mate bepaald door de aan de verdichting te stellen eisen. Er is daarom allereerst geanaly seerd in hoeverre de verdichtingseisen zouden kunnen worden bijgesteld, dat wil zeggen: verlaagd. Bij de analyse van de verdichtingseisen gaat het voornamelijk om een eventuele bijstelling van de primaire eis, inhoudende dat de gemiddelde conusweerstand per pijler 130 kg/cm2 moet bedragen, en het gemiddelde poriëngehalte 40%. Met gemiddelde conus- weerstand wordt bedoeld: het rekenkundig gemiddelde van de vier gewogen conusweer standen op de hoekpunten van de pijler. Om na te kunnen gaan hoe 'hard' de primaire verdichtingseis nu eigenlijk is, zijn opnieuw de achtergronden beschouwd van de waterover- spanningsberekeningen, die als basis dienden Fig. 3. Verdichtingsresultaat in verschillend bodemmateri aal Rechts: de 'Mytilus' bezig met verdichtingswerk 45 HOLOCEEN JONG ZEEZAND +- OOSTERSCHELDEZAND -5 2 X O 40 5 cc O a lu a _j a o 5 (5 35 50 100 150 200 250 GEMIDDELDE CONUSWEERSTAND IN KGF cm2 INGESNOERDE CONUS 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 16