plaatsing der dorpelbalken in de Oosterschel- de-kering zover is gevorderd, dat de vernauwing zonder grote materiaalverliezen kan plaatsvin den. Hoe later men met deze werkzaamheden begint, des te minder tijd is ervoor beschikbaar, maar ook: des te groter kan de profielvernau wing zijn. Daarom zullen deze werkzaamheden in zo kort mogelijke tijd worden uitgevoerd. Tengevolge van de bouw van de Oosterschel- de-kering en de compartimenteringsdammen zullen ook de stroomsnelheden veranderen. Bij Yerseke zullen ze gemiddeld 15% lager zijn dan thans; in het Zijpe zal slechts 10% van het tegenwoordige horizontale getij overblijven. Tijdens de sluiting van het Tholense Gat en het Krammer zal het getij op het Volkerak en Zoommeer geleidelijk afnemen. In de laatste week van de sluiting verwacht men op het Volkerak een middenstandsverhoging van maximaal 0,4 m gedurende 1 a 2 dagen. Na de blokkensluiting resteert een getij op het Volkerak tussen N.A.P. en N.A.P. 0,4 m. Dit getij verdwijnt binnen 2 maanden door het afdichten van de blokkenkade. Het zoutgehalte op de Oosterschelde is afhan kelijk van het seizoen waarin de sluitingen van de compartimenteringsdammen worden uitgevoerd. In de maanden voor de sluitingen neemt de getijbeweging op de Oosterschelde geleidelijk af, terwijl nog wel aanvoer van zoet water van de Brabantse rivieren, het Haringvliet, het Antwerps Kanaal, en van polderlozingen op het bekken plaatsvindt. Bij sluiting van de compartimenteringsdammen in de zomerperiode zal het zoutgehalte niet dalen beneden de 15 g Cl/I in de Kom van de Oosterschelde en 13 g Cl /I in de Krabbenkreek. Bij sluiting in de winterperiode zal in een seizoen met een neerslagoverschot, wat eens in de 5 a 10 jaar voorkomt, het zoutgehalte in de Kom dalen tot 13 g Cl /I. Met behulp van de eerdergenoemde rondstromingsmogelijkheden via de sluis in de Grevelingendam en via het Spuikanaal Bath kunnen deze minima worden verhoogd. Alternatief II De sluiting van de Oesterdam wordt bij alternatief II op dezelfde wijze en op hetzelfde tijdstip uitgevoerd als bij alternatief I. De sluiting van het Krammer wordt dan echter uitgesteld tot de stormvloedkering in de Oosterscheldemond zover gereed is, dat op de Oosterschelde een gerekt getij kan worden ingesteld met een tweemaal zo lange periode als normaal. Onder deze omstandigheden kan het Krammer worden afgesloten met zand. Daarmee kan een aanzienlijke besparing worden bereikt in vergelijking met alternatief I. Door tijdige sluiting van de Oesterdam wordt voorkomen dat het getijverschil te Yerseke van 2,70 m wordt onderschreden. Men kan de zandsluiting van het Krammer meteen na het gereedkomen van de stormvloedkering beginnen (variant 1), of er nog drie, zes of negen maanden mee wachten. Hiermee kunnen eventuele sterk negatieve aspecten worden verzacht, als alternatief II om andere redenen de voorkeur zou verdienen. Figuur 4 laat het tijdschema van de belangrijkste activiteiten zien, en ook het globale verloop van het gemiddeld getijverschil te Yerseke, dat trouwens vrijwel overeen komt met dat bij alternatief I. Bij Bruinisse wordt het getijverschil in de eindsituatie gedurende enkele maanden na de sluiting van de Oesterdam met 2 dm onderschreden. Tijdens de zandsluiting van het Krammer, als het getij met behulp van de Oosterschelde- kering gedurende de laatste drie a vier weken wordt gerekt tot twee maal de oorspronkelijke periode, neemt het getijverschil te Yerseke af tot 2,5 m. Tijdens de laatste fase van de sluiting van het Krammer zal het getij op het Volkerak en het Zoommeer dan steeds verder vervlakken. Verhoging van de middenstand zal nauwelijks optreden. Als de zandsluiting voltooid is, is het getij op het Volkerak volledig verdwenen. Wanneer de beide compartimenteringsdammen in het zomerhalfjaar worden gebouwd zal het zoutgehalte zonder rondstroming kunnen worden gehandhaafd op 15 g Cl /I in de Kom van de Oosterschelde, en op 13 g Cl /I in de Krabbenkreek. Bij sluiting in het winterseizoen kan het zoutgehalte in de Kom dalen tot 14 g Cl /I en in de Krabbenkreek tot 12,5 g Cl /I, gegeven een neerslagoverschot dat gemiddeld eens per 5 a 10 jaar optreedt. Ook in deze situatie kunnen de rondstromingsmogelijkhe den verlichting brengen. Alternatief III Bij alternatief III worden beide sluitingen uitgesteld tot de Oosterschelde-kering zover gereed is dat een gerekt getij met een tweemaal zo lange periode als normaal kan worden ingesteld. Ze worden dan gelijktijdig uitgevoerd, om de duur van die periode zo kort mogelijk te houden. De besparing die door deze werkwijze kan worden bereikt, is nog wat groter dan bij alternatief II. Evenals bij alternatief II zijn er vier varianten mogelijk, waarbij de sluitingen meteen na het operationeel worden van de stormvloedkering worden uitgevoerd, of na drie, zes of negen maanden. Ook bij dit alterna tief wordt het tijverschil van 2,70 m te Yerseke 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 26