eveelheden stikstofverbindingen uitge- oeld, dat er netto niet meer voor opname in jen beschikbaar kwam. De verwachting is n ook dat de hoeveelheid algen ten gevolge n de opening van de Brouwerssluis niet zal enemen. Inderdaad blijkt uit metingen (figuur dat er ten gevolge van het openen van de ouwerssluis geen noemenswaardige ver- deringen in de hoeveelheid algen zijn pgetreden. waterkwaliteit van het Grevelingenmeer is oed. Het water is schoon en helder en bacte- ologisch niet verontreinigd. Gemiddeld kan en met het blote oog een wit voorwerp tot 3 4 meter onder de waterspiegel volgen, r komen in het Grevelingenmeer niet onaan- enlijke hoeveelheden mosselen en oesters oor, die het water deeltjesvrij filtreren en het aardoor helder houden. Geschat wordt dat de TOTAAL FOSFAAT g P/m 2/j 3.0 2.5 2.0 1.0 0.5 1 2 -0.5 '73 '74 '75 '76 '77 '78 '79 aanwezige mosselen en oesters éénmaal per 10 dagen het hele volume van het Grevelingen meer - 560 miljoen kubieke meter - deeltjesvrij filtreren. Opmerkelijk is de aanwezigheid van uitgestrekte zelden zeegras, waarvan het areaal na de sluiting tot 1978 jaarlijks is toegenomen, n het topjaar 1978 was een oppervlak van 4000 ectare, dat is een derde deel van het Grevelin- enmeer, bedekt met zeegras. In 1981 was dat >00 hectare. Het zeegras geeft beschutting an een aantal vissen en vormt voedsel voor eel vogels. anwege de goede waterkwaliteit, het hoge oorzicht, de zuurstofrijkheid van de oppervlak- elaag en het grote aanbod van voedsel vervult eet Grevelingenmeer een overwinteringsfunctie zoor veel planten- en visetende vogels. Visstand Na de afsluiting van de Grevelingen liep het aantal soorten vis geleidelijk terug van 31 naar 18. Het dieptepunt werd bereikt in 1975. In de periode 1976 tot 1978 trad een licht herstel op met een stabilisatie rond de 20 soorten. Doordat in 1979 de Brouwerssluis het gehele jaar openstond, steeg het aantal soorten met 30%. Het jaar daarop zijn deze soorten echter weer verdwenen. De vermindering van het aantal soorten in 1980 moet geweten worden aan het in dat jaar gevoerde sluisbeheer. De Brouwerssluis was toen geopend tot begin maart, waarna tot oktober verder geen verversing met Noordzee water meer plaatsvond. Vanaf oktober tot en met december was de Brouwerssluis weer geopend. Gedurende de maanden april en mei, wanneer er sprake kan zijn van intrek van vissen was de Brouwerssluis echter niet in gebruik. Vis trekt meestal weg in de maand oktober. Toen was de Brouwerssluis wel geopend, en dus kon er ook vis wegtrekken naar de Noordzee. Het beheer van de Brouwerssluis in 1980 was hoofdzakelijk gebaseerd op de ervaringen van 1979, toen de Brouwerssluis het hele jaar openstond. In 1979 ontstond door dichtheids- verschillen tussen het ingesloten zoute Noord zeewater en het brakke tot zoute Grevelingen- meerwater een tweelagensysteem. De zuurstof voorziening in de onderlaag kwam daardoor in gevaar, en zelfs kon in deze laag totale zuur stofloosheid optreden. De zuurstofarmoede vormde op haar beurt, wanneer het om grote gebieden ging, weer een gevaar voor de bodemflora en -fauna. In Bericht 92 (mei 1980) werd op dit aspect van de zuurstofhuishouding tijdens verversing met Noordzeewater reeds uitvoerig ingegaan. Het beheer van de Brouwerssluis is in 1980, gezien de ervaringen van 1979, hoofdzakelijk gericht geweestop het voorkomen van zuurstof problemen in de onderlaag. De gunstigste periode voor het openstellen van de Brouwers sluis bleek de periode van 1 oktober tot 1 maart te zijn. Om eerder vermelde redenen is dit niet de meest gunstige periode voor de ontwikkeling van de visstand in het Grevelingenmeer. Direct na de afsluiting zijn koornaarvis, driedoor- nige stekelbaars en sprot in eerste instantie flink in aantal toegenomen. Echter, van deze drie heeft alleen de stekelbaars zich goed kunnen handhaven. Tong verdween vrijwel direct na de afsluiting. Na 1973 nam het aantal schollen sterk af, vooral als gevolg van de 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 41