uit 5 secties, die scharnierend aan elkaar zijn verbonden; hydraulische cilinders zorgen voor de juiste hoekinstelling van de afzonderlijke secties. Op elke sectie is voor het spuiten een onderwaterpomp gemonteerd. Na het ontzanden moet de erosiebescherming van de matranden worden verwijderd; dit geschiedt met een 4 m brede spuitbalk. De hoogte en de dwarsrotatie van deze balk worden geregeld met hydraulische cylinders: het benodigde water wordt geleverd door een bovendeks opgestelde pomp. De te verwijderen materialen van de erosiebe scherming worden in zijdelingse richting verplaatst, zodat een goede aansluiting op de funderingsmatten wordt verkregen. Hierna worden de ruimten tussen de matten met een laag grind-zand van maximaal 85 cm bestort. De voortgangssnelheid tijdens het storten bedraagt maximaal 5 m/min. bij een stortcapaciteit van 2200 ton per uur. Het materiaal wordt aangebracht met een stortpijp, die aan de onderzijde is voorzien van een 9 m breed doseerapparaat. Dat is een stalen rol, die wordt aangedreven door vier hydromotoren. De doorlaatopening aan de uitstroomzijde van de rol wordt ingesteld met hydraulisch bedien- bare schuiven. Om het storten regelmatig te laten verlopen, wordt de waterstand in de stortpijp hoger gehouden dan de buitenwater stand. Omdat grind-zand doorgaans onvoldoende stroombestendig is, wordt deze laag afgedekt met een laag grof grind van gemiddeld 40 cm dikte en 9 m breedte; dit gebeurt via een tweede stortpijp, in dezelfde arbeidsgang. Voordat de afdeklaag wordt aangebracht komt de ontzandingsinstallatie weer in bedrijf, om aanzandingen op de eerste lagen te verwijderen. De afdeklaag, die de stroombestendigheid van het gestorte materiaal moet garanderen gedurende de bouwfase waarin de pijlers worden geplaatst, is een 9 m brede en 1 m dikke laag breuksteen. Deze laag wordt ook weer aangebracht met behulp van de stortpijp met doseerapparaat. Voor elke tussenruimte tussen twee matten is 3500 ton steen nodig. Tussentijds worden er in- en uitpeilingen verricht over de gehele breedte van de te vullen tussenruimten. De inpeilingen dienen er voor om de juiste hoogte in te stellen bij de ontzandingsinstallatie en de stortpijpen. De uitpeilingen dienen ter controle op hetgemaakte werk. De peilingen worden verricht met behulp van 18 echoloden die aan de hoofdbalk van de ontzandingsinstallatie zijn bevestigd. Om al deze taken te kunnen verrichten moest het asfaltschip 'Jan Heijmans' ingrijpend worden verbouwd; dit is inmiddels de derde verbouwing. In 1963 werd het schip gebouwd voor het aanbrengen van asfaltmastiek op de zeebodem, tot op een diepte van 24 m. In 1971 werd het zo verbouwd, dat het gebruikt kon worden voor het maken en afzinken van waterdoorlatende matten als bodembescher ming. In 1975 werd het schip voorzien van een installatie waarmee deze matten ook op oevers konden worden aangebracht. Tevens werd de asfalt-stortpijp verlengd, zodat verwerking van gietasfalt tot op een diepte van 40 m mogelijk werd. De recente verbouwing tot grindstorter hield om te beginnen de aanbouw van twee zijkasten in aan het scheepslichaam. De afmetingen van het schip zijn nu: lengte 97 m, breedte 39 m, holte 5 m en diepgang 2,70 m. Op de zijkasten zijn 12 voorraadsilo's geplaatst, voor opslag van de te storten materialen, tot een maximum van 3500 ton. Deze materialen worden met elevatorbakken aangevoerd en door twee overslagkranen, elk met een capaciteit van 200 ton per uur, in de silo's gestort. Het stortmate riaal wordt via langs- en dwarsscheeps opge stelde transportbanden vanuit de silo's naar de eerste of de tweede stortpijp getransporteerd. De stortpijpen, de ontzandingsinstallatie en de spuitbalk zijn ondergebracht in een laddercon structie, waarvan de hoogte verstelbaar is, en die geleid wordt door een bok op het voorschip. Hoe hoog de ladder moet worden ingesteld wordt bepaald door de gewenste stortdiepte; het instellen geschiedt door vier op het dek geplaatste hydraulische lieren. Voor de verankering en het verplaatsen van het vaartuig is het schip uitgerust met 8 ankerlieren. De stortinstallaties, de ontzandingsinstallatie en de lieren worden vanuit een nieuw bedie ningshuis bestuurd. Besturing en procesregis tratie maken gebruik van een computersysteem bestaande uit drie calculators met randappara tuur. Bij de opbouw van de fundering wordt beurte lings een mat gelegd en de ruimte tussen die mat en de vorige bestort. Naast het aanbrengen van deze bestorting is de grindstorter ook verantwoordelijk voor de juiste positionering van het kopeinde van de funderingsmat. Bij deze operatie is de grindstorter via kabels verbonden met de kopbalk, een zware metalen balk waaraan het uiteinde van de mat is bevestigd. Voor het positioneren van de kopbalk zijn op het voorschip twee kopbal klieren geplaatst. 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 7