De 'Cardium' is het meest complexe van alle
werkschepen in de Oosterschelde. Aan de
voorzijde draagt het geheel andere functies
dan aan de achterkant. Aan de ene zijde lijkt de
'Cardium' wat op een baggerwerktuig, en aan
de andere kant is het schip een voortzetting
van de ponton die jarenlang blokkenmatten
heeft afgerold in de sluitgaten. De combinatie
van beide functies op één werkvaartuig heeft
allerlei nieuwe eisen gesteld, naar te begrijpen
is vooral aan de apparatuur die moet zorgen
voor de juiste positionering, voor controle op
het resultaat van het werk en voor de combinatie
en coördinatie van enkele sterk verschillende
handelingen binnen één werkgang.
Om alle apparatuur onder te brengen is een
groot casco gebouwd, dat niet minder meet
dan 70 bij 82 m, ruim een half voetbalveld. Het
machinehuis, met daarboven de bemannings-
verblijven en de commandobrug, vormt een
flatgebouw van zes verdiepingen.
Bekijken we het schip in de werkrichting, dan
zit de zuig- en opschoonapparatuur aan de
voorkant, gemonteerd op een grote beweegbare
arm, die een werkdiepte mogelijk maakt tot 32
m beneden de waterspiegel. Aan die werkarm
is een stofzuigermond vastgemaakt die over
een breedte van 44 m met gelijkmatige kracht
kan zuigen. De bedoeling is dat deze zogenaam
de 'dustpan-zuigkoppen' over een lengte van
200 m dwars op de hoofdas van de kering eerst
de erosiebestendige afdekking op het zandbed
opzuigen, en daarna het zandbed egaliseren.
Vooral dit laatste is een lastig zuigkarwei,
waaraan wat betreft de vlakheid hogere eisen
worden gesteld dan ooit tevoren in de bagger
industrie. De totale geïnstalleerde pompcapaci-
teit bedraagt dan ook niet minder dan 40 000
m3 water per uur, verdeeld over zes pompen.
136
Het achtereinde van de 'Cardium' is ervoor
gemaakt om een op een gigantische klos
gerolde funderingsmat van 200 bij 42 m op te
vangen en te borgen. Deze mat wordt in
dezelfde werkgang als het vlakzuigen van de
bodem in een regelmatig tempo afgerold. Er is
dus werkelijk maar een minimale kans op
profielverstoring tussen het dustpannen en het
neerleggen van de bodemmat.
Bovenop de funderingsmat moet echter nog
een tweede, smallere mat worden neergelegd,
precies op die plaatsen waar een pijler komt te
staan; dit om de ondermat tegen beschadiging
te beschermen. Maar voordien moet de
ondermat worden opgeschoond. Daartoe
wordt de stofzuigermond in de juiste stand
gezet. Onmiddellijk na het opschonen van de
ondermat gaat de bovenmat er overheen.
Tenslotte wordt vanuit de mattenrolbeun een
verdichtingsbalk neergelaten, die bestaat uit
vier samengebouwde trilplaten, totaal een
oppervlakte van 18 m2. Deze trilbalk wordt
stapsgewijs over de matten bewogen, en
verdicht dan het filtermateriaal in die matten
en het direct daaronder gelegen deel van het
zandbed zodat ze een optimaal draagvlak
vormen voor de pijlers die erop komen te
staan.
De 'Cardium' heeft geen eigen voortstuwings
vermogen, maar verplaatst zich door middel
van verhaallieren. Op elk hoekpunt van het
schip staat er een van 120 ton, naast een van
80 ton. De lieren die van daaruit op de vaste
verankeringspunten staan, kunnen gecoördi
neerd worden gehaald en gevierd. Voor de
precieze plaatsbepaling tijdens de 'vaart' zorgt
een stelsel van automatische theodolieten van
het type 'Minilir', die vanaf de wal bepaalde
bakens aan boord exact blijven volgen, en door