Het zuidelijk damvak van de
Oesterdam
Ontwerp, uitvoering en
evaluatie
In richt 93 (augustus 1980) is het ontwerp
va de Oesterdam behandeld. Bericht 96 (mei
19 bevat een beschrijving van het eerste
or irdeel van de dam, het werkeiland. Het
tv 3de onderdeel is nu ook klaar: het damvak
Z dat over een lengte van ruim 3 km is
u ;bouwd vanaf de Zuidbevelandse oever.
C artikel handelt over de ervaringen die zijn
edaan bij de uitvoering daarvan.
t damvak Zuid ligt 130 m ten westen van en
enwijdig aan de westelijke hoogwaterkering
de westelijke havendam van het Kreekrak-
iizencomplex. Hierdoor blijft ruimte beschik-
ar voor het Bathse Spuikanaal. Ten noorden
n de havendam wordt de afstand van de as
n de dam tot de as van de Schelde-Rijnver-
iding 300 m.
dwarsprofielen van het damvak worden
paald door de kruinhoogte, die ligt op N.A.P.
5,60 m, de taludhellingen, met een buitenbe-
■p van 1 4 en een binnenbeloop van 1 3,
buitenberm op N.A.P. 4 m, die 7,5 a 11 m
i ed is, en de kruinbreedte van 11,5 a 19 m.
C verschillen in breedte van kruin en berm
z een gevolg van de eis, dat over de dam een
h ifdrijbaan en een parallelweg moeten
nen worden aangelegd; dit is in Bericht 90
vember 1979) reeds ter sprake gekomen,
rbij is de as van de hoofrijbaan ontworpen
m vloeiende lijn met ruime bogen met een
al van minimaal 600 m; dit is als uitgangs-
1 voor de detaillering gehanteerd,
iet ontwerp van het damvak Zuid heeft men
oge mate gebruik gemaakt van de moge
eden werk met werk te maken. Daarbij
het in de eerste plaats om het gebruik van
;erige specie uit het tracé van het Bathse
kanaal; daarmee is het damlichaam van
I 'amvak uitgebouwd. De klei die in veel
g' len boven de bruikbare specie aanwezig
w werd gebruikt ter bekleding van de dam.
Ei elangrijk deel ervan is voor toekomstige
da 'akken in depot gezet. De bruikbaarheid en
de schikbare hoeveelheden zand en klei zijn
be, ld met behulp van grondmechanisch en
ge; gisch onderzoek. Uit praktische overwe-
gin n zijn bij het ontgraven van specie en klei
zov mogelijk in den droge al definitieve
onderdelen van het kanaal gemaakt. Besloten
is om een tijdelijke dwarsdam aan te leggen
tussen de kop van de westelijke havendam en
de Oesterdam. Zo ontstond een van het getij
afgesloten kom, waarin meteen de definitieve
taludvoorzieningen aan de oostzijde van de
dam konden worden aangebracht. Bovendien
verloor de taludbekleding van de havendam en
de hoogwaterkering daardoor zijn functie. De
koperslakblokken waaruit hij bestond, konden
dus worden opgebroken en opnieuw verwerkt,
waardoor een aanzienlijke financiële besparing
werd bereikt.
De ontgravingen in het tracé van het spuikanaal
werden laagsgewijs met behulp van hydrauli
sche kranen uitgevoerd. Daarbij bleek dat de
werkelijke bodemsamenstelling niet altijd
overeenkwam met de geschematiseerde
weergave in het geologisch lengteprofiel. De
ontgravingen werden in die gevallen aangepast.
De zanderige specie en de klei werden door
vrachtwagens vervoerd. De transportcapaciteit
bleek sterk afhankelijk te zijn van de weersge
steldheid; tijdens natte perioden moest het
transport zelfs gedurende een aantal weken
geheel worden gestaakt, omdat de rijbaan
onbegaanbaar was geworden. In droge perioden
kon een capaciteit van maximaal 20 000 m3 per
week worden bereikt. Bij het uitbouwen van de
dam bleek over de eerste 1200 m een slappe
sliblaag van gemiddeld 0,5 m dikte geheel opzij
te worden geperst. Dit had tot gevolg dat de
benodigde hoeveelheid zand flink toenam, en
dat het maken van de teenconstructie werd
bemoeilijkt: op veel plaatsen moest namelijk
eerst het opzij gedrukte slib worden weg-
gegraven.
Toen de dam over een lengte van bijna 1,5 km
was uitgebouwd, werd de stroming voor de
209